Quiz: Nederland na 1945: leerdoelen check

Nederland na de WOII 

Wederopbouw en industrialisatie
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederland na de WOII 

Wederopbouw en industrialisatie

Slide 1 - Tekstslide

Waardoor ging het slecht met Nederland na 1945?

Slide 2 - Open vraag

Wat is Marshallhulp en waarom gaf Amerika deze hulp aan Europa?

Slide 3 - Open vraag

Wat wordt er met wederopbouw bedoeld?

Slide 4 - Open vraag

Na 1945 werden de lonen en de prijzen in Nederland jarenlang laag gehouden, om zo de industriële productie te stimuleren.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

De Nederlandse industrie en de landbouw werden na 1945 ingrijpend gemoderniseerd, onder andere met geld van de Marshallhulp.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag


In de jaren 1950 kwamen de Nederlanders op grote schaal in opstand tegen de lange werktijden en lage lonen van die tijd.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Kenmerkend voor de jaren '50 in Nederland was...
A
Genieten van het leven na de Tweede Wereldoorlog, consumptiemaatschappij
B
Groei van de welvaart, veel mensen hebben een auto
C
Hard werken, sparen, zuinig zijn, emigratie
D
er kwam een multiculturele samenleving

Slide 8 - Quizvraag

Leerdoelen paragraaf 4.2

Slide 9 - Tekstslide

Hoe zag je dat de welvaart toe nam in de jaren 60?

Slide 10 - Open vraag

Waardoor stegen de lonen?

Slide 11 - Open vraag

Wat is een consumptiemaatschappij?
A
maatschappij waarin mensen spullen kunnen kopen voor een aangenaam leven
B
maatschappij van liefdadigheid
C
maatschappij waarin niet geleend mag worden
D
de jaren 20

Slide 12 - Quizvraag

Na de 2
Na de 2e wereldoorlog staat West Europa erg open voor de  consumptiemaatschappij uit Amerika en krijgt deze veel invloed. Hoe komt dat?
A
In Amerika is alles veel groter en mooier dan in Europa.
B
De Amerikanen hebben (onder andere) een einde gemaakt aan de 2e wereldoorlog.
C
Amerika heeft financieel bijgedragen aan de wederopbouw van Europa.
D
Amerika heeft van oorsprong een rijkere cultuur

Slide 13 - Quizvraag

Waardoor groeide de stad en platteland steeds meer naar elkaar toe?

Slide 14 - Open vraag

Waardoor werd exporteren lastiger?

Slide 15 - Open vraag

Suburbanisatie = verstedelijking
A
goed
B
fout

Slide 16 - Quizvraag

Leerdoelen paragraaf 4.3

Slide 17 - Tekstslide

Waarom kwamen er mensen uit Indonesië naar Nederland?

Slide 18 - Open vraag

Gastarbeiders waren mensen die in Nederland kwamen om te werken, uit welke landen kwamen de eerste gastarbeiders?
A
België
B
Marokko en Turkije
C
Polen en Roemenië
D
Spanje en Italië

Slide 19 - Quizvraag

Welke soort immigranten kennen we in Nederland?
A
Gastarbeiders
B
Vluchtelingen
C
Europeanen
D
Kolonie migranten

Slide 20 - Quizvraag

Gastarbeiders kwamen hiernaar toe vanwege een economisch motief
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Wanneer kwamen de eerste gastarbeiders naar Nederland?
A
Vanaf de jaren 40
B
Vanaf de jaren 50
C
Vanaf de jaren 60
D
Vanaf de jaren 70

Slide 22 - Quizvraag

Het idee van gastarbeiders was om in Nederland......
A
Te werken en uiteindelijk terug te gaan
B
Te vluchten voor de oorlog
C
Te werken en voor altijd te blijven

Slide 23 - Quizvraag

Er zijn vier groepen immigranten in Nederland na 1965:
a. gastarbeiders
b. Surinamers/Antillianen
c. vluchtelingen
d. seizoensmigranten
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Uit welk land komen de meeste vluchtelingen naar Europa?
A
Afghanistan
B
Rusland
C
Syrië
D
Eritrea

Slide 25 - Quizvraag

Hoeveel % van de NL bevolking bestaat uit vluchtelingen?
A
5%
B
0,5%
C
0,05%
D
0,0005%

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een Multiculturele samenleving
A
Een samenleving die bestaat uit stadsmensen en mensen van het platteland
B
Een samenleving die uit meerdere mensen bestaat
C
Een samenleving met mensen uit verschillende cultuur gebieden
D
Een samenleving waar apartheid is

Slide 27 - Quizvraag

Wat is kenmerkend voor een Multiculturele samenleving?
A
Alle mensen in de samenleving hebben dezelfde culturele achtergrond
B
Alle mensen in de samenleving hebben een verschillende culturele achtergrond
C
Bijvoorbeeld een grote stad als Amsterdam. Daar heb je veel meer culturen.

Slide 28 - Quizvraag