11.2 Bevruchting

11.2 Bevruchting
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

11.2 Bevruchting

Slide 1 - Tekstslide

Herhalen vorige les 

Slide 2 - Tekstslide

Welke functie heeft het baarmoederslijmvlies ?
A
Zorgt ervoor dat een meisje ongesteld wordt
B
Heeft geen functie
C
Zorgt ervoor dat een bevruchte eicel kan innestelen
D
Zorgt ervoor dat de hypofyse geslachtshormonen gaat afgeven

Slide 3 - Quizvraag

Menstruatiecyclus: Hoe lang blijft een eicel bevruchtbaar?
A
14 dagen
B
28 dagen
C
12 - 24 uur
D
0 - 12 uur

Slide 4 - Quizvraag

1. Op dag 1 van de menstruatie cyclus begint de menstruatie
2. Op dag 1 van de menstruatie begint een eicel te rijpen
A
1 is waar
B
2 is waar
C
1 en 2 zijn waar
D
1 en 2 zijn niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Welk van onderstaand effect hoort niet bij oestrogeen?
A
Er rijpen geen andere eicellen meer
B
Het baarmoederslijmvlies wordt dikker
C
Bij veel oestrogeen geeft de hypofyse een seintje voor de ovulatie
D
Er vindt menstruatieverlies plaats

Slide 6 - Quizvraag

Leerdoelen van 11.2
- Je kunt uitleggen hoe een zaadcel bij een eicel komt. 
- Je kunt uitleggen wat er na de bevruchting met de eicel gebeurt.
- Je kunt uitleggen op welke manieren je een zwangerschap kunt voorkomen. 

Slide 7 - Tekstslide

Route van het sperma
  • man komt klaar in vagina
  • sperma gaat via de baarmoeder naar eileider
  • In de eileider word eicel bevrucht door (meestal) 1 zaadcel 
  • Na doordringen van 1 zaadcel word buitenste laag eicel ondoordringbaar.

Slide 8 - Tekstslide

Bevruchting.
Bevruchting= De kern van een zaadcel en de kern van een eicel smelten samen. Er ontstaat één nieuwe kern.
  • 1 zaadcel is winnaar
  • deze zaadcel dringt de eicel binnen
  • kern zaadcel en eicel worden één kern

Slide 9 - Tekstslide

Bevruchting
Het smelten van de kernen -> kernen van zaadcel en eicel!


Slide 10 - Tekstslide

van de eierstokken , via de eierleider, naar de baarmoeder

Slide 11 - Tekstslide

Innesteling
Als de eicel bevrucht is:
  • De bevruchte eicel gaat delen, 2 cellen
  • 2-4-8-16.... bolletje cellen
  • bolletjes cellen gaat naar baarmoeder, duurt 4-5 dagen
  • bolletjes cellen gaat vastzitten in het baarmoederslijmvlies= innesteling

Slide 12 - Tekstslide

Vanaf de innesteling noem je het bolletje cellen: embryo

De vrouw wordt niet meer ongesteld en is zwanger/ in verwachting

Zwangerschapstest om het zeker te weten.

Slide 13 - Tekstslide

11.2 Les 1 
Maken opdr 1 t/m 12 + Nakijken 

Slide 14 - Tekstslide

11.2 Voorbehoedsmiddelen

Slide 15 - Tekstslide

Leerdoelen van 11.2
- Je kunt uitleggen hoe een zaadcel bij een eicel komt. 
- Je kunt uitleggen wat er na de bevruchting met de eicel gebeurt.
- Je kunt uitleggen op welke manieren je een zwangerschap kunt voorkomen. 

Slide 16 - Tekstslide

Hoe voorkom je zwangerschap?
Als je juist niet zwanger wilt worden, moet je voorbehoedsmiddelen gebruiken.
Een voorbehoedsmiddel is goed als het aan de volgende voorwaarden voldoet
  1. Het voorkomt een zwangerschap
  2. Het is gemakkelijk in gebruik
  3. Het is niet schadelijk voor de gezondheid

Slide 17 - Tekstslide

Ken je nog voorbeelden van voorbehoedsmiddelen?

Slide 18 - Woordweb

Voorbehoedsmiddelen
Een condoom is een soort hoesje wat je om de penis schuift.
Het vangt de zaadcellen op, zodat ze niet in de vagina van de vrouw komen.
Het condoom is het enige voorbehoedsmiddel wat ook beschermt tegen SOA's!

Slide 19 - Tekstslide

Wat is de betekenis van SOA?
A
Seks overdraagbare aandoening
B
Seks ondergoed aan
C
Seksueel orale aandoening
D
Seksueel overdraagbare aandoening

Slide 20 - Quizvraag

Voorbehoedsmiddelen
De anticonceptiepil (de pil) bevat hormonen die de eisprong voorkomen.
Hierdoor rijpt er dus geen eicel en kan die ook niet bevrucht worden.
Daarnaast wordt het slijm in de baarmoedermond dikker, waardoor
zaadcellen moeilijker naar binnen komen.


De meeste pilsoorten slik je 21 dagen, waarna je een stopweek hebt. In
die stopweek wordt je dan ongesteld.


De pil beschermt niet tegen SOA's!


Slide 21 - Tekstslide

Voorbehoedsmiddelen 
In de anticonceptiepleister en het hormoonstaafje zitten hormonen
die hetzelfde werken als de hormonen in de pil.
De pleister plak je op je huid, het hormoonstaafje wordt
onder de huid geplaatst.

Slide 22 - Tekstslide

Voorbehoedsmiddelen
Het spiraaltje wordt in de baarmoeder geplaatst. Om het steeltje van het spiraaltje zit koperdraad of er zitten hormonen in.
Het spiraaltje maakte vrouw minder vruchtbaar en het voorkomt dat een bevruchte eicel zich kan innestelen.

Slide 23 - Tekstslide

Voorbehoedsmiddelen
Een niet-tijdelijk voorbehoedsmiddel is sterilisatie. Bij sterilisatie worden de zaadleiders bij een man en de eileiders bij een vrouw afgebonden en doorgesneden.

Slide 24 - Tekstslide

Onbetrouwbare methoden
Coïtus interruptus/terugtrekken - trekt de man zijn penis terug uit de vagina voordat hij klaarkomt. 

Periodieke onthouding - heeft het stel geen geslachtsgemeenschap tijdens de vruchtbare periode. 

Slide 25 - Tekstslide

Wat kun je doen bij een noodgeval?
Er is iets misgegaan:
- condoom gescheurd of het is misgegaan bij het verwijderen of i.d.
- een pil vergeten en toch seks gehad
Morning-afterpil: als deze pil binnen 72 uur ingenomen wordt, voorkomt het hormoon in de pil het innestelen van de bevruchte eicel.
Abortus: via een abortus kan een bestaande
zwangerschap beëindigd worden. De bevruchte eicel wordt dan weggezogen. Een abortus kan alleen als de vrouw niet langer dan 24 weken zwanger is.

Slide 26 - Tekstslide

Een vrouw heeft zich laten steriliseren. Vinden bij deze vrouw nog menstruatie en ovulatie plaats?
A
Wel menstruatie en geen ovulatie
B
Alleen ovulatie en geen menstruatie
C
Zowel menstruatie als ovulatie
D
Zowel geen menstruatie als geen ovulatie

Slide 27 - Quizvraag

Drie voorbehoedsmiddelen zijn de pil, het condoom en het spiraaltje. Bij welke van deze voorbehoedsmiddelen berust de werking op het voorkomen van ovulatie?
A
Bij de pil
B
Bij de pil en condoom
C
Bij de pil en het spiraaltje
D
Bij alle drie.

Slide 28 - Quizvraag

11.2 Les 2
Maken opdr 13 t/m 18  + Nakijken 

Slide 29 - Tekstslide