AMN 1F NL Oefentoets Spelling

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 3

AMN 1F

Spelling

De soldaten ................ uit de diepe kuil.

De leraar heeft veel ............. in zijn leerlingen.

In welke zin staat een woord fout gespeld?

1. Het bleef de hele tijd hagelen.
2. De boer heeft een paar ganzen gekocht.
3. Die grap die hij maakte vond ik erg flouw.
4. De buurvrouw stond in de tuin

In welke zin staat een woord fout gespeld?

1. Het verliezen van de wedstrijd leek hem nouwelijks iets uit te maken.
2. Hij is al drie keer in aanraking geweest met de politie.
3. Wat heb je daar voor een handig apparaat?
4. De vislijn van Stefan zit als een kluwen door elkaar.

Zij gaf een goede ........... van de overvaller

De ............. van de hardloopwedstrijd gaat morgen van start.

In welke zin staat een woord fout gespeld?

1. In de dierentuin hebben ze twee kamelen.
2. We kregen een duidelijke omsgrijving van de opdracht.
3. In het buurthuis is elke maandagmiddag een biljartclub
4. Na het ongeluk kreeg hij lang therapie.

In welke zin staat een woord fout gespeld?

1. Deze vla bevat sinaasappel
2. Deze stof is sgadelijk voor de gezondheid
3. Heb jij een bankbiljetje van vijf euro gezien?
4. Lesley kan blind typen

Wil je daar ............ mee ophouden?

Door de salade zat............

In welke zin staat een woord fout gespeld?

1. Eva gebruikt tableten tegen de hoofdpijn.
2. Pas op voor de scherven die op de grond liggen.
3. Op de voorpagina stond een grote advertentie.
4. Met warm weer hoeft de kachel niet aan.

In welke zin staat een woord fout gespeld?

1. Wees verstandig, gebruik je hersenen.
2. In Nederland zitten best veel meisjes op hockey.
3. In de zee liggen grote rotsbloken.
4. Het is mij een raadsel waar de tas is gebleven.

Het peleton wacht op toestemming van de .................

Deze stof heeft een mooi .............

In welke zin staat een woord fout gespeld?

1. Na afloop van het feestje lag overal confetti.
2. Gebruik je hersenen; je hebt ze ervoor.
3. Sinds gisteren regent het onafgebroken.
4. Wil jij een ommelet met bami?

In welke zin staat een woord fout gespeld?

1. Ik vind het asociaal om niet eerst aan te bellen.
2. De dommeriken waren de sleutel vergeten.
3. In dit gerecht zit aubergine.
4. Welke zandkasteelen zijn door jouw klas gemaakt?

Deze advertentie ziet er ............ erg mooi uit.

hij heeft zo'n ........... manier om dingen aan te pakken.

In welke zin staat een woord fout gespeld?

1. Veel mensen zijn allergies voor wespen.
2. De piloot zorgde voor een zachte landing.
3. Een bijbaantje is een mogelijkheid om geld te verdienen.
4. Het lukte niet om contact te krijgen met mijn broer.

In welke zin staat een woord fout gespeld?

1. In die etalage staat het cadeau dat ik wil hebben.
2. Er wordt steeds meer biologies vlees verkocht.
3. Zij pakte haar parapluutje toen het begon te regenen.
4. Het taalgebied bevind zich in het linkerdeel van onze hersenkwab.

Mijn zus woont daar vlakbij aan de ............

Als kind leerde het slimme meisjes ..............

In welke zin staat een woord fout gespeld?

1. Hevige diarree was de oorzaak dat ik thuis bleef.
2. Helaas gooien veel mensen hun kauwgum op straat.
3. Oppervlakte is lengte maal breedte.
4. In de grote steden is het percentage allogtonen het hoogst

In welke zin staat een woord fout gespeld?

1. Afgelopen week hadden we een rondleiding in een brouwerij.
2. Een diamant is erg veel geld waard.
3. Het helpen van een medeleerling is erg sociaal.
4. Op vakantie krijgen best veel mensen autopeg.

😒🙁😐🙂😃