Week 20 dinsdag oefenen spelling module 2 klas 3

Dinsdag 11 mei
  • Nakijken: oefening werkwoordspelling
  • Oefenen met les 1 t/m 6 module 2
  • Aankomende maandag (en dinsdag):  proefwerk spelling module 2
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Dinsdag 11 mei
  • Nakijken: oefening werkwoordspelling
  • Oefenen met les 1 t/m 6 module 2
  • Aankomende maandag (en dinsdag):  proefwerk spelling module 2

Slide 1 - Tekstslide

Spelling module 2
  • Hoofdletters
  • Leestekens
  • Trema en koppelteken
  • Tussenletters
  • Meervoud van zelfstandige naamwoorden
  • Bijvoeglijke naamwoorden
  • Werkwoordspelling: PV TT, PV VT, VD en TD

Slide 2 - Tekstslide

Nakijken
  • Oefening werkwoordspelling 


Slide 3 - Tekstslide

Welk woord moet met een hoofdletter geschreven worden?
A
islam
B
ramadan
C
boeddhistisch
D
christendom

Slide 4 - Quizvraag

In welke zin zijn de hoofdletters juist geplaatst?
A
'S avonds leest mevrouw de Bruin een boek.
B
's Avonds leest mevrouw de Bruin een boek.
C
'S avonds leest mevrouw De Bruin een boek.
D
's Avonds leest mevrouw De Bruin een boek.

Slide 5 - Quizvraag

In welke zin staat de komma NIET goed?
A
Als het regent, ga ik met de auto.
B
Ik ga niet naar het feest want, ik moet werken.
C
Zij moet zich melden, omdat ze te laat was.
D
Ik heb mijn oude, roze fiets net verkocht.

Slide 6 - Quizvraag

Welk woord is FOUT gespeld?


A
beoefenen
B
kopieerde
C
opticien
D
financiele

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord is FOUT gespeld?


A
email
B
kassameisje
C
keuzeopdracht
D
stageadres

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord hoort er op de puntjes?

Het ... hek
A
ijzer
B
ijzere
C
ijzeren
D
ijzerren

Slide 9 - Quizvraag

Welke samenstelling is fout gespeld?
A
dorpsstraat
B
berenvacht
C
kippenei
D
zonnenstraal

Slide 10 - Quizvraag

Welke meervoudsvorm is fout gespeld?
A
babys
B
cafés
C
etages
D
niveaus

Slide 11 - Quizvraag

Wat is GEEN meervoud van datum?
A
data
B
data's
C
datums

Slide 12 - Quizvraag