2MH Chapitre 5, bron D, de passé composé

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

2HV - de passé composé

De passé composé

Je mange une banane.

Ik eet een banaan.

J'ai mangé une banane.

Ik heb een banaan gegeten. 

De passé composé (voltooid verleden tijd) bestaat uit twee delen:

1. een hulpwerkwoord en een heel werkwoord
2. een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord

De passé composé

Neem het volgende rijtje in je schrift over. 

We kijken ook naar de uitspraak. 

regarder

j'ai regardé

tu as regardé

il / elle a regardé

on a regardé

nous avons regardé

vous avez regardé

ils / elles ont regardé

kijken

ik heb gekeken

jij hebt gekeken

hij / zij heeft gekeken

wij hebben gekeken

wij hebben gekeken

jullie hebben / u heeft gekeken

zij hebben gekeken

Kies de juiste vertaling van de passé composé:
Tu as visité Paris.

1. Jij hebt Parijs bezocht.
2. Je gaat Parijs bezoeken.
3. Je bezoekt Parijs.

Kies de juiste vertaling van de passé composé:
Nous avons mangé une pizza.

1. Wij eten een pizza.
2. Wij hebben een pizza gegeten.
3. Wij gaan een pizza eten.

Kies de juiste vorm:
On (parler)___ ____ avec nos copains.

1. ai parlé
2. avons parlé
3. a parlé
4. ont parlé

Kies de juiste vorm:
J'(visiter)___ ____ le mussée.

1. ai visité
2. as visité
3. a visité
4. avez visité

Vul de passé composé in:
Nous (habiter) ___ ____ à Paris.

Vul de passé composé in:
Ma soeur (parler) ___ ____ avec sa copine.

Vul de passé composé in:
Elle (regarder) ___ ____ une série.

Vul de passé composé in:
J' (manger) ___ ____ des frites.

De passé composé,
wat weet je nu?