In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
H3 Waarnemen
3.1 Zintuigen en Prikkels
Slide 1 - Tekstslide
Welke horizontale lijn is langer?
A
de bovenste
B
de onderste
C
zijn even lang
Slide 2 - Quizvraag
Welke zintuigen ken je? Schrijf hier op
Slide 3 - Woordweb
0
Slide 4 - Video
Prikkels
Je kunt voelen aan een kopje thee of het warm of koud is (temperatuur)
Je kunt ruiken als het eten bijna klaar is (geur) De temperatuur en de geur zijn prikkels. Een prikkel is informatie uit je omgeving en je zintuigen vangen die prikkels op.
Prikkel
geluid
licht
geur
smaak
temperatuur
tast
pijn
Zintuigen
gehoor
licht
reuk
smaak
warmte/koude
voelen
pijn
Hersenen
Impuls
Slide 5 - Tekstslide
Welke zintuigen heb je?
Na een waarneming van een prikkel reageer je meestal.
Slide 6 - Tekstslide
De huid
warmtezintuig
prikkel: hogere temperaturen
koudezintuig
prikkel: lagere temperaturen
tastzintuig
prikkel: hoe voelt iets aan
pijnzintuig
prikkel: pijn
Slide 7 - Tekstslide
Welk woorden horen bij welk zintuig?
Het zicht
De tastzin
De reuk
voelen
zien
ogen
neus
ruiken
handen
bril
prik
stank
aai
Slide 8 - Sleepvraag
Hoe verwerkt je lichaam prikkels?
prikkels worden opgevangen door zintuigen en doorgegeven aan je hersenen.
zintuig zet prikkels om in berichten (impuls)
impuls gaan via zenuwen naar je hersenen
hersenen versturen weer impulsen waarop je lichaam reageert.
Slide 9 - Tekstslide
impulsen worden via zenuwen verstuurd
zenuwen zijn via je ruggenmerg verbonden met je hersenen
ruggenmerg goed beschermd in wervelkolom
zenuwstelsel - zenuwen
- hersenen - ruggenmerg
Slide 10 - Tekstslide
Zenuwcellen bestaan uit een cellichaam met korte en lange uitlopers.
de cellichamen van zenuwcellen zitten in of dicht bij je hersenen en ruggenmerg.
Zenuwen zijn bundels van lange zenuwceluitlopers die impulsen door kunnen geven
Slide 11 - Tekstslide
schakelcellen
schakelcellen zijn niet direct aan een zintuig of spier verbonden,
alleen korte uitlopers
vormen verbindingen tussen andere zenuwcellen.
alleen in ruggenmerg en hersenen
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
banaan op fruitschaal is goed rijp en ruikt sterk
de geurprikkel komt bij het reukzintuig in de neus
reukzintuig zet de geurprikkel om in een impuls
impuls gaat via de gevoelszenuwen van het reukzintuig naar de hersenen
nu ruik je pas de banaan echt, je wordt het nu pas bewust
hersenen reageren op prikkel, hersenen sturen impulsen naar de spieren.
Impulsen gaan via schakelcellen door je ruggenmerg, vanaf het ruggenmerg gaan de impulsen door bewegingszenuwen naar de armspieren
reactie op de geurprikkel: met behulp van je armspieren pak je de banaan van de fruitschaal
Slide 14 - Tekstslide
Wat doen je hersenen?
zintuigen sturen zoveel mogelijk impulsen naar je hersenen, die kunnen niet overal tegelijk op reageren, ze kiezen wanneer wel of niet een reactie komt.
tikken van de klok niet, dit gaat steeds door en gewenning.
nieuwe prikkel dan wel, hoe meer afwijkend van wat je gewend bent, hoe sneller je reageert
Slide 15 - Tekstslide
grote hersenen: speciale gebieden voor impulsen die via gevoelszenuwen vanuit de zintuigen binnenkomen, zo'n gebied heet een hersencentrum.
Slide 16 - Tekstslide
Het oog noemen we ook wel
A
kijkzintuig
B
gezichtszintuig
C
oogzintuig
D
lenszintuig
Slide 17 - Quizvraag
Een zintuig met een hoge drempelwaarde zal eerder reageren op een prikkel dan een zintuig met een lage drempelwaarde
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quizvraag
Welk zintuig in de huid reageert op lichte aanraking?
A
warmtezintuig
B
pijnpunt
C
drukzintuig
D
tastzintuig
Slide 19 - Quizvraag
De kleinste prikkelsterkte die nog een impuls veroorzaakt in een zintuig noemt men de .......
A
prikkeldrempel
B
impulsdrempel
C
drempelwaarde
D
adequate prikkel
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Video
Huiswerk
Lees 3.1 goed door en maak opdracht 3 t/m 19 van je werkboek