Week 42

1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer hoy?
L1
  • corregir - 10 min
  • Quizlet - 10 min
  •  Repaso - 25 min
  • Leer - 25 min
  • (Blooket)

Doel:
Ik ken de voltooid tegenwoordig tijd en heb ik een tekst kunnen lezen

Slide 2 - Tekstslide

PW1
Semana 50
Methode toets + leesvaardigheid
Zonder woordenboek

Slide 3 - Tekstslide

Corregir: Diagnostische toets
WB pág 40 t/m 43
Opdracht 2 t/m 5
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

QUIZLET 
Oefen de voca via quizlet

Geen verbinding
Alle wifi vergeten en dan opnieuw verbinden 

Geen Laptop/baterij
Je schrijft de woordjes over in je schrift



timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

timer
5:00

Slide 6 - Tekstslide

Antwoorden
A. 1. Deze middag heb ik mijn huiswerk niet gemaakt omdat ik geen tijd heb gehad.
2. Dit jaar ben ik in Barcelona geweest tijdens de zomervakantie.

B. 1. Vanmiddag maak ik mijn huiswerk niet omdat ik geen tijd heb.
2. Dit jaar ben ik in Barcelona tijdens de zomervakantie.

1 & 2 gebruiken de voltooide tijd om te praten over acties of situaties die in het verleden zijn gebeurd maar nog relevant zijn voor het heden.
3 & 4 gebruiken de tegenwoordige tijd om te beschrijven wat op dit moment gebeurt of wat op korte termijn gebeurt.

Slide 7 - Tekstslide

Presente Perfecto

Slide 8 - Tekstslide

Tijdsindicatoren
Belangrijk is om tijdsindicatoren te leren herkennen, deze geven een "hint".

Bij de presente perfecto kun je in zinnen en teksten de volgende tijdsindicatoren tegenkomen:
Hoy, esta mañana, este verano, este fin de semana, hace 5 minutos, hast ahora, ya / todavía no, nunca etc.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Dus de voltooid tegenwoordige tijd gaat als volgt:
hulpwerkwoord HABER + voltooid deelwoord   bijvoorbeeld van hablar:
                   
                    he      hablado        =       ik heb gesproken
                    has    hablado        =        jij hebt gesproken
                    ha      hablado        =        hij /zij/ u heeft gesproken
                    hemos hablado     =       wij hebben gesproken
                    habéis hablado     =       jullie hebben gesproken
                    han     hablado        =      zij hebben gesproken

Slide 11 - Tekstslide

De "presente perfecto" maak je door...
A
een vorm van haber + voltooid deelwoord
B
een vorm van ir + hele werkwoord
C
een vorm van estar + voltooid deelwoord
D
een vorm van tener + werkwoord

Slide 12 - Quizvraag

¿Presente perfecto?
A
estas vacaciones
B
En 2019
C
ayer
D
la semana pasada

Slide 13 - Quizvraag

¿Presente perfecto?
A
Este verano
B
Mañana

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van de presente perfecto?
A
trabajo
B
he trabajado
C
trabajé
D
estoy trabajando

Slide 15 - Quizvraag

Wat is GEEN signaalwoord van de presente perfecto
A
esta semana
B
ayer
C
hoy
D
este mes

Slide 16 - Quizvraag

Presente perfecto

Nosotros ...........
A
Hemos ponido
B
Habéis puesto
C
Hemos puesto
D
Han puesto

Slide 17 - Quizvraag

Presente perfecto - wij hebben gezegd =
A
hemos decido
B
hemos dicho
C
dijimos
D
decimos

Slide 18 - Quizvraag

Presente perfecto - zij heeft gedaan =
A
ha hecho
B
ha hacido
C
he hecho
D
he hacido

Slide 19 - Quizvraag

presente perfecto:
volver, yo
A
he vuelto
B
he volvido
C
he vuelvo
D
he volverido

Slide 20 - Quizvraag

presente perfecto: (yo) estudiar
A
has estudido
B
estudiado
C
hemos estudiado
D
he estudiado

Slide 21 - Quizvraag

presente perfecto: (vosotros) comer
A
has comido
B
hemos comado
C
habéis comido
D
hais comido

Slide 22 - Quizvraag

Let op:
IR/ ser/ estar/ tener = niet onregelmatig in de presente

Slide 23 - Tekstslide

onregelmatige vormen 
'presente perfecto'
decir
hacer
abrir
volver

escribir
ver
poner
romper
dicho
hecho
abierto
vuelto
escrito
visto
puesto
roto

Slide 24 - Sleepvraag

Leer
¿Qué? leer un texto y contestar a las preguntas
¿Cómo? indivivual y en silencio
¿Ayuda? Solo un diccionario
¿Tiempo? 25 min

timer
25:00

Slide 25 - Tekstslide

¡Adiós!

Slide 26 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer hoy?
L2
  • Bienvenida - 5 min
  • Quizlet - 10 min
  • Escuchar - 10 min
  • Quizlet werkwoorden - 15 min
  • Presente - 20 min
  • Presente perfecto 20 min

Lesdoel: Straks kan ik de presente & presente perfecto herkennen

Slide 27 - Tekstslide

QUIZLET 
Oefen de voca via quizlet

Geen verbinding
Alle wifi vergeten en dan opnieuw verbinden 

Geen Laptop/baterij
Je schrijft de woordjes over in je schrift



timer
10:00

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

1. Noelia zegt dat...
A
ze de eindexamens nog niet heeft afgerond
B
ze de eindexamens in augustus gaat afronden.
C
ze al haar eindexamens al heeft afgerond.

Slide 30 - Quizvraag

2. Noelia heeft gepland haar vakantie door te brengen
A
dicht bij de bergen.
B
aan zee.
C
in een zomerkamp

Slide 31 - Quizvraag

3. Noelia vertelt ons dat Cádiz
A
in het noorden van Spanje ligt.
B
in het zuiden van Spanje ligt.
C
een erg grote stad is.

Slide 32 - Quizvraag

4. Noelia houdt niet van zwemmen
A
wanneer het water warm is.
B
wanneer ze 's ochtends naar het strand gaat.
C
wanneer het water koud is.

Slide 33 - Quizvraag

5. Noelia gaat meestal wandelen door Cádiz
A
in de namiddag.
B
's avonds.
C
rond het middaguur.

Slide 34 - Quizvraag

RepasoHerhaling
.

Slide 35 - Tekstslide

Welke vertaling is correct?

Mijn man zingt in de auto.
Zingen = cantar
A
Mi marido cantamos en el coche
B
Mi marido canta en el coche
C
Mi marido canto en el coche
D
Mi marido cantáis en el coche

Slide 36 - Quizvraag

Waar zien we de Presente?
A
has vivido
B
voy a vivir
C
vivo
D
hemos vivido

Slide 37 - Quizvraag

Waar zien we de presente perfecto?
A
hemos bajado
B
vamos a bajar
C
bajamos
D
habíamos bajado

Slide 38 - Quizvraag

hemos 
has 
habéis 
he 
han 
ha 
Yo 
él
Nosotros
Vosotros
Ellas

Slide 39 - Sleepvraag

(Ejercicio 13) Zet het werkwoord tussen haakjes in de Presente perfecto.
Siempre (viajar, yo) a Barcelona.
A
ha viajado
B
he viajido
C
he viajado
D
ha viajido

Slide 40 - Quizvraag

Zet het werkwoord tussen haakjes in de Presente perfecto.
¿(bañarse, tú)? ¡Hueles bien!
A
¿Te bañarse?
B
¿Has te bañado?
C
¿Has bañado?
D
¿Te has bañado?

Slide 41 - Quizvraag

¿Cuándo usamos el presente y el presente perfecto?
1. Presente = bij alles wat zich in de tegenwoordige tijd afspeelt (ik eet, jij praat, hij studeert)
2. Presente perfecto = een van de verleden tijden, dus wanneer iets is gebeurd (ik heb gegeten, jij hebt gepraat, hij heeft gestudeerd)

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

A trabajar!
Vul in de twee teksten

timer
20:00

Slide 44 - Tekstslide

he tenido
he ido
he tenido
empieza
desayuno
voy
hago
he estado
no he podido
cocino
salimos
hacemos
he visto
me ha recomendado
tiene

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Link

QUIZLET 
Oefen de voca via quizlet
Link staat onder huiswerk in magister

Geen verbinding
Alle wifi vergeten en dan opnieuw verbinden 

Geen Laptop/baterij
Je schrijft de woordjes over in je schrift



timer
10:00

Slide 47 - Tekstslide

QUIZLET 
Oefen de voca via quizlet
Link staat onder huiswerk in magister

Geen verbinding
Alle wifi vergeten en dan opnieuw verbinden 

Geen Laptop/baterij
Je schrijft de woordjes over in je schrift



timer
10:00

Slide 48 - Tekstslide

QUIZLET 
Oefen de voca via quizlet
Link staat onder huiswerk in magister

Geen verbinding
Alle wifi vergeten en dan opnieuw verbinden 

Geen Laptop/baterij
Je schrijft de woordjes over in je schrift



timer
10:00

Slide 49 - Tekstslide