H4 Communicatie 19 Overtuigen-NLB

Welkom H4!
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Welkom H4!

Slide 1 - Tekstslide

Programma

  1. Leerwerkcheck; 19 Overtuigen: mening, argumenten, feitelijk vs. waarderend, tegenargument en weerlegging
  2. Nakijken huiswerk
  3. Maken opdracht 'Erfbelasting' p. 96-97 of voorbereiden literaire les
  4. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide


10 minuten
lezen

Slide 3 - Tekstslide

Mening
Met een mening maakt een​ schrijver zijn lezer duidelijk hoe ​hij ergens tegenaan kijkt. ​

Een ander woord voor mening ​is ook wel standpunt.




Slide 4 - Tekstslide

In welke van onderstaande tekstsoorten kom je een mening tegen?
A
activerende tekst
B
amuserende tekst
C
betogende tekst
D
beschouwende tekst

Slide 5 - Quizvraag

Tekstsoorten met een mening
​Beschouwende tekst – doel is mening laten vormen​
 Betogende tekst – doel is overtuigen
Activerende tekst - doel is overtuigen EN je iets laten doen

Slide 6 - Tekstslide

Expliciet vs. impliciet
Lang niet altijd geeft een schrijver zijn mening expliciet aan met signaalwoorden, vaak moet je als lezer zelf maar uit de tekst afleiden wat de schrijver nou vindt. 

Slide 7 - Tekstslide

Aan welke ​signaalwoorden kun je een mening/standpunt herkennen?

Slide 8 - Woordweb

Argumenten
Een schrijver gebruikt argumenten om zijn mening te onderbouwen of aannemelijk te maken. ​


Ik vind dat de overheid maatregelen moet nemen tegen obesitas, want 25% van de jeugd heeft al verschijnselen van obesitas. 

Slide 9 - Tekstslide

C 19. Overtuigen, antw. blz 94-5
3    a    Dit is een standpunt. Dit is te zien aan het woord ‘adviseert’.
    b     Dit is een standpunt. Dit is te zien aan de woorden ‘vind het’.
    c     Dit is een argument. Dit is te zien aan het woord ‘aangezien’.
    d     Dit is een standpunt (conclusie). Dit is te zien aan de woorden ‘dan ook’.
    e     Dit is een standpunt. Dit is te zien aan het woord ‘vandaar’.
    f     Dit is een standpunt (conclusie). Dit is te zien aan het woord ‘kortom’.

Slide 10 - Tekstslide

C 19. Overtuigen, antw. blz 94-5
5     a     Het gaat straks regenen (argument), ik zou maar een paraplu meenemen. (standpunt)
    b     Gisteren lukte het je ook al niet (argument): stop er nou maar mee! ( standpunt)
    c     Drugs moeten helemaal gelegaliseerd worden (standpunt), dan daalt de criminaliteit. (argument)
    d     Het zou zonde zijn van de miljoenen die we in de grond gestopt hebben (argument), laten we daarom ondanks het verzet tegen de nieuwe luchthaven toch maar doorgaan met de bouw. (standpunt).
    e     Snelle e-bikes zijn vaker betrokken bij ongelukken (argument): mij zul je niet op zo’n ding zien. (standpunt)
    f     Dat de maximumsnelheid op de snelwegen is verlaagd van 130 km/u naar 100 km/u is goed (standpunt): het is beter voor de veiligheid; het is beter voor het milieu en voor de reistijd maakt het toch niks uit. (argumenten)



Slide 11 - Tekstslide

Welk deel van de zin is een mening/standpunt?

Je bent verkouden, je kunt maar beter een paracetamol nemen.
A
Je bent verkouden
B
je kunt maar beter een paracetamol nemen.

Slide 12 - Quizvraag

Welk deel van de zin is een mening/standpunt?

Je moet goed leren vanmiddag, want morgen krijg je een toets.
A
Je moet goed leren vanmiddag
B
want morgen krijg je een toets.

Slide 13 - Quizvraag

Welk deel van de zin is een mening/standpunt?

Integratie van nieuwe bevolkingsgroepen werkt beter als zij met open armen ontvangen worden. Het is daarom een slecht idee om immigranten vijandig te behandelen.
A
Integratie van nieuwe bevolkingsgroepen werkt beter als zij met open armen ontvangen worden.
B
Het is daarom een slecht idee om immigranten vijandig te behandelen.

Slide 14 - Quizvraag

Welk deel van de zin is een mening/standpunt?

Stilzitten is erg ongezond, dus bij een blokuur zou iedereen tussendoor even een rondje door het lokaal moeten lopen.
A
Stilzitten is erg ongezond
B
dus bij een blokuur zou iedereen tussendoor even een rondje door het lokaal moeten lopen.

Slide 15 - Quizvraag

Hij is geschikt voor deze baan als docent, want hij heeft al 20 jaar werkervaring. Bovendien werkte hij hiervoor in een soortgelijke functie als coach.
A
argument - standpunt
B
standpunt - argument - argument
C
argument - standpunt - standpunt
D
standpunt -argument - standpunt

Slide 16 - Quizvraag

Feitelijke en waarderende uitspraken
Een schrijver maakt zijn tekst sterker als zijn mening en argumenten feitelijke uitspraken bevatten. ​​
Een feitelijke uitspraak is een uitspraak waarvan (eenvoudig) vast te stellen is of de uitspraak ‘waar’ of ‘onwaar’ is. 
Van een waarderende uitspraak is dat niet vast te stellen; het behelst een oordeel van wat goed of slecht, mooi of lelijk is. 

Slide 17 - Tekstslide

C 19. Overtuigen, antw. blz 94-5
6    a     feitelijk – onwaar (De Wolga is de langste rivier van Europa.)
    b     feitelijk – waar (Het verkleint immers het risico op een aantal kankersoorten, met name kanker in het hoofd-halsgebied, de slokdarm, darm en de maag.)
    c     feitelijk – (waarschijnlijk) onwaar (Het hangt ervan af wat er precies bedoeld wordt: álle jongens? De meeste jongens?)
    d     feitelijk – waar
    e     feitelijk – waar (Volgens de factchecker van de Volkskrant zijn vliegvakanties schadelijker voor het milieu.)
    f     feitelijk – onwaar (Wie gewoon leeft en ‘gezond’ eet, heeft geen supplementen nodig.)
    g     waarderend             h     waarderend

Slide 18 - Tekstslide

C 19. Overtuigen, antw. blz 94-5
7         Het belangrijkste verschil is dat bij het oplossen van een meningsverschil alle partijen akkoord zijn met de ‘oplossing’. Bij het beslechten van een meningsverschil is dat niet zo: een van de partijen wordt door een derde partij (jury, rechter) in het gelijk gesteld. Als een meningsverschil beslecht wordt, zal een van de partijen zich erbij neerleggen, maar waarschijnlijk de innerlijke overtuiging missen.

Slide 19 - Tekstslide

Aan welke signaalwoorden kun je argumenten herkennen?

Slide 20 - Woordweb

Welk deel van de zin is een mening/standpunt?

Ik vind het belangrijk om zo min mogelijk vlees te eten, omdat ik het idee heb dat veeteelt slecht is voor het milieu.
A
Ik vind het belangrijk om zo min mogelijk vlees te eten
B
omdat ik het idee heb dat veeteelt slecht is voor het milieu.

Slide 21 - Quizvraag

Welk deel van de zin is een mening/standpunt?

Het is verstandig om je regenjas mee te nemen, het regent.
A
Het is verstandig om je regenjas mee te nemen
B
het regent.

Slide 22 - Quizvraag

Welk deel van de zin is een mening/standpunt?

Je moet snel die tickets kopen, de concerten van Ed Sheeran zijn namelijk altijd snel uitverkocht.
A
Je moet snel die tickets kopen
B
de concerten van Ed Sheeran zijn namelijk altijd snel uitverkocht.

Slide 23 - Quizvraag

Feitelijke uitspraak of niet? 

Energiedrankjes moeten verboden worden, want uit onderzoek blijkt dat energiedrankjes hartritme-stoornissen veroorzaken bij jongeren.
A
feitelijke uitspraak
B
waarderende uitspraak

Slide 24 - Quizvraag

Feitelijke uitspraak of niet? 

Ik vind die nieuwe roman erg goed. Ik kon me namelijk erg inleven in de hoofdpersoon en de verhaallijn vond ik erg spannend.

A
feitelijke uitspraak
B
waarderende uitspraak

Slide 25 - Quizvraag

Feitelijke uitspraak of niet? 

Ik verwacht niet dat Jeroen Dijsselbloem in de Tweede Kamer blijft. Ik kan me niet voostellen dat dat werk hem nog genoeg uitdaging zal bieden.
A
feitelijke uitspraak
B
waarderende uitspraak

Slide 26 - Quizvraag

Feitelijke uitspraak of niet? 

Als president zal ik de begroting in evenwicht houden, want dat heb ik ook gedaan toen ik gouverneur was.
A
feitelijke uitspraak
B
waarderende uitspraak

Slide 27 - Quizvraag

Tegenargument en weerlegging
Standpunt (mening)
Karel: Ik vind E-bikes echt helemaal geweldig.
Argument (reden)
Karel: Dankzij de e-bike is het fietsgebruik op korte afstanden explosief toegenomen en dat is goed voor het milieu en de gezondheid.
Tegenargument (ontkracht iemands standpunt)
Anna: Helaas veroorzaken ze veel ongelukken door hun (te) hoge snelheid.
Weerlegging (ontkracht iemands (tegen)argument) - op argument
Karel: De ongelukken komen vooral door de opgevoerde fatbikes, niet door de gewone e-bike.
Tegenargument (ontkracht iemands standpunt)
Anna: Bovendien is een gewone fiets is beter voor je conditie en het opbouwen van sterke spieren, zo blijkt uit onderzoek.
Weerlegging (ontkracht iemands (tegen)argument) - op tegenargument
Karel:. Maar op een e-bike naar je werk in plaats van met de auto is wel een vooruitgang voor je gezondheid en het milieu

Slide 28 - Tekstslide

Tegenargument en weerlegging
             Persoon A                      Persoon B                          Persoon A
Standpunt

E-bikes zijn helemaal geweldig
Tegenargument

Helaas veroorzaken ze veel ongelukken door hun (te) hoge snelheid
Weerlegging

De ongelukken komen vooral door de opgevoerde fatbikes, niet door de gewone e-bike

Argument

Dankzij de e-bike is het fietsgebruik op korte afstanden explosief toegenomen en dat is goed voor het milieu en de gezondheid

Tegenargument

en zo gezond zijn ze niet, voor je spiermassa en je conditie is een gewone fiets beter, zo blijkt uit onderzoek
Weerlegging

Maar op een e-bike naar je werk in plaats van met de auto is wel een vooruitgang voor je gezondheid en het milieu

Slide 29 - Tekstslide

Welke signaalwoorden worden er gebruikt voor een tegenargument en weerlegging? Dezelfde als bij een...
A
tegenstellend verband
B
redengevend verband
C
concluderend verband
D
opsommend verband

Slide 30 - Quizvraag

Justin: Als je niet van geweld houdt, kun je de film Fury beter niet kijken. Deze film zit bomvol gewelddadige scènes.

Hailey: Zoveel gewelddadige scenes zijn het nou ook weer niet. Slechts in 5 van de 200 minuten wordt er gevochten.


A
Hailey geeft een tegenargument.
B
Hailey geeft een weerlegging.

Slide 31 - Quizvraag

Jantje: Volgens mij kun je dit jaar in klas 3 beter blijven zitten. Dan slaag je over 3 jaar op het examen namelijk met veel hogere cijfers.

Pietje: Maar dat kost me een heel jaar!
A
Pietje geeft een tegenargument
B
Pietje geeft een weerlegging

Slide 32 - Quizvraag

Alexander: Omdat er helemaal geen alcoholische versnaperingen zijn, vind ik Iran geen geschikt vakantieland voor levensgenieters.

Maxima: Als je de juiste kanalen kent, kun je er heus wel bier en wijn kopen.
A
Maxima geeft een tegenargument.
B
Maxima geeft een weerlegging.

Slide 33 - Quizvraag

Sonny: Ik vind dat de leeftijdgrens om alcohol te mogen drinken beter weer naar 16 jaar kan. Het verbod wordt toch op grote schaal ontdoken.



Gregory: Alcohol drinken is voor jongeren van 16 extreem schadelijk voor de nog groeiende hersenen. 
Jaydi: Volgens de laatste cijfers houdt 80% van alle zestienjarigen zich netjes aan de regel.
Weerlegging
Tegenargument
Sorelis: Mijn zusje van 16 is het nog niet gelukt om aan alcohol te komen. 

Slide 34 - Sleepvraag

Afsluiting en vooruitblik
19. Maken opdracht 'Erfbelasting is zo gek nog niet', p.97-opdracht 11 t/m 18 (zachte boek)
 Leren theorie p. 102-103, 20. Lezen theorie p. 104-105 (boek met harde kaft)



Slide 35 - Tekstslide