In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Spelling H4
Extra oefenen
Slide 1 - Tekstslide
Herhaling
De afgelopen week heb je veel geleerd over meervoudsvormen. Maak eerst de volgende twee slides, om te kijken wat je nog weet. Daarna krijg je een filmpje met extra uitleg en oefenopdrachten.
Slide 2 - Tekstslide
Meervoud op -en
Meervoud op -s
Meervoud op -'s
auto
bureau
geest
hotel
computer
klinker
draak
lokaal
excursie
lolly
manier
menu
muzikant
opa
pyjama
Slide 3 - Sleepvraag
Slide 4 - Video
Wanneer schrijf je een 's in het meervoud?
Slide 5 - Open vraag
Wanneer schrijf je een vaste -s in het meervoud?
Slide 6 - Open vraag
Wanneer moet je een trema (") gebruiken in het meervoud?
Slide 7 - Open vraag
Wat is het meervoud van:
kolonie
A
koloniën
B
kolonieën
Slide 8 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
bureau
A
bureau's
B
bureaus
Slide 9 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
cliché
A
clichés
B
cliché's
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
bacterie?
A
bacteriën
B
bacterieën
C
bacterie
D
bacteries
Slide 11 - Quizvraag
Wat is het meervoud van: mees
A
meesen
B
mezen
C
meezen
D
mesen
Slide 12 - Quizvraag
Wat is het meervoud van: graaf
A
graafen
B
graafs
C
graven
D
graaf's
Slide 13 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
opera
A
operaas
B
operas
C
opera's
D
geen meervoud
Slide 14 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
klei
A
kleien
B
kleiën
C
kleis
D
geen meervoud
Slide 15 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
porie
A
poriën
B
porieën
C
pories
D
geen meervoud
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
crisis
A
crisissen
B
crises
C
crisisen
D
crisi
Slide 17 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
karnemelk
A
geen meervoud
B
karnemelken
Slide 18 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
ei
A
eis
B
eieren
C
eien
D
eiens
Slide 19 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
panda
A
pandaas
B
pandas
C
panda's
D
pandaa's
Slide 20 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
abc
A
abcs
B
abcen
C
abc's
Slide 21 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
massa
A
massas
B
massa's
C
massaas
Slide 22 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
fotograaf
A
fotografen
B
fotograven
C
fotograafs
D
fotograafjes
Slide 23 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
musicus
A
musicus'
B
musicussen
C
musica
D
musici
Slide 24 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
academicus
A
academicussen
B
academici
C
academi
D
academicusen
Slide 25 - Quizvraag
Welke meervouden zijn goed?
A
Muisen, feën, theorieën
B
Muizen, feën, theorieën
C
Muizen, feeën, theoriën
D
Muizen, feeën, theorieën
Slide 26 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
historicus
A
historici
B
historicussen
C
historica
D
geen meervoud
Slide 27 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
zee
A
zees
B
zeeën
C
zeën
D
zeen
Slide 28 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
technicus
A
technicussen
B
technicies
C
technici
D
technici's
Slide 29 - Quizvraag
Wat is GEEN meervoud van datum?
A
data
B
datums
C
data's
Slide 30 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
wees
A
weesen
B
wezen
C
wesen
D
weeses
Slide 31 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
shampoo
A
shampoos
B
shampoo's
Slide 32 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
religie
A
religieën
B
religie's
C
religies
D
geen meervoud
Slide 33 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
kalf
A
kalfs
B
kalfen
C
kalven
D
kalveren
Slide 34 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
baby
A
babies
B
baby's
Slide 35 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
cowboy
A
cowboy's
B
cowboys
Slide 36 - Quizvraag
Welke meervouden zijn goed?
A
Vleermuisen, golven, appelbolen
B
Vleermuizen, golfen, appelbollen
C
Vleermuizen, golfen, appelbolen
D
Vleermuizen, golven, appelbollen
Slide 37 - Quizvraag
Wat is het meervoud van drie?
A
drieën
B
drieeën
Slide 38 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
abonnee
A
abonnees
B
abonneeën
Slide 39 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
fotograaf
A
fotograven
B
fotografen
Slide 40 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
industrie
A
industrieën
B
industriën
Slide 41 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
politicus
A
politici
B
politicussen
Slide 42 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
laars
A
laarsen
B
laarzen
C
laarzens
D
laarzenen
Slide 43 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
spray
A
spray's
B
sprays
Slide 44 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
epidemie
A
epidemieën
B
epidemies
C
epidemiën
D
epidemieeen
Slide 45 - Quizvraag
Wat is het meervoud van:
kaas
A
kaazen
B
kazen
C
kaasen
D
kasen
Slide 46 - Quizvraag
Welke meervoudsregel hoort erbij?
alinea
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s
D
geen meervoud
Slide 47 - Quizvraag
Opnieuw
Vul op de volgende slides de open vragen in die je eerder kreeg tijdens deze LessonUp. Misschien dat je de vragen nu sneller or beter kunt beantwoorden.
Slide 48 - Tekstslide
Wanneer schrijf je een 's in het meervoud?
Slide 49 - Open vraag
Wanneer moet je een trema (") gebruiken in het meervoud?