• Je benoemt welke soorten noodanticonceptie er zijn volgens de zelfzorgstandaard “Noodanticonceptie”.
• Je benoemt het gebruiksadvies, bijwerkingen en innamemoment van de noodanticonceptie.
• Je legt het gebruiksadvies, de bijwerkingen en innamemoment uit aan de patiënt tijdens het adviesgesprek.
• Je past de gesprekstechnieken toe volgens consultvoering om tot een juist en volledig advies te komen tijdens het adviesgesprek met de patiënt.
• Je zet het stroomschema “Noodanticonceptie” en de Keuzehulp van het KNMP op correcte wijze in tijdens het advies aan de balie met de patiënt.