Bewegen en gezondheid les 3

Bewegen en gezondheid 

Les 3
Bewegen en gezondheid les 3
'Het bewegingsapparaat'
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
Bewegen sport en maatschappijMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bewegen en gezondheid 

Les 3
Bewegen en gezondheid les 3
'Het bewegingsapparaat'

Slide 1 - Tekstslide

Bewegen en gezondheid 

Les 3
Terugblik vorige lessen
Nakijken Diagnostische vragen

Slide 2 - Tekstslide

Bewegen en gezondheid 

Les 3
Vandaag



1.3 Het bewegingsapparaat

Slide 3 - Tekstslide

Anatomie
Fysiologie
De manier waarop het lichaam in elkaar zit
De manier waarop het lichaam beweegt

Slide 4 - Sleepvraag

Bewegen en gezondheid 

Les 3
Anatomie: De bouw van het menselijk lichaam. Dit gaat dan over de opbouw van cellen, weefsels, botten en de opbouw van spieren en spierweefsel. 


Fysiologie: De wetenschap die zich bezighoudt met hoe het lichaam functioneert. Het gaat over de beweging van spieren, werking van hart en longen, het verwerken van voedsel, etc. 

Slide 5 - Tekstslide

Uit hoeveel botten bestaat het volwassen menselijk skelet ongeveer?
A
135
B
206
C
313
D
428

Slide 6 - Quizvraag

Wordt een baby met meer of minder botten geboren?
A
Minder, namelijk 103 botten
B
Meer, namelijk 350 botten

Slide 7 - Quizvraag

Bewegen en gezondheid 

Les 3
Het skelet
Een baby wordt geboren met zo'n 350 botten. Doordat verschillende botstukken in de loop van de tijd aan elkaar groeien, heeft een volwassene dus minder botten. 

De functie van het skelet:
- Stevigheid geven aan ons lichaam (anders kan je niet staan)
- Bescherming van organen (bijv. longen)

Slide 8 - Tekstslide

Bewegen en gezondheid 

Les 3
Kraakbeen
Naast het harde botweefsel is er ook kraakbeen aanwezig in je lichaam. Je oorschelp is bijvoorbeeld van kraakbeen. Dit weefsel is dus duidelijk zachter dan bot en is zelfs een beetje elastisch. 

Deze elastische eigenschap is ideaal in de gewrichten als beschermingslaag op de botten. Om te voorkomen dat harde botdelen tegen elkaar komen zijn de uiteinden bekleed met kraakbeen

Slide 9 - Tekstslide

Dit is een kniegewricht. Je ziet dat beide botten elkaar niet raken, maar dat er kraakbeen tussen zit. 

Een kniegewricht is een scharniergewricht, het kan strekken en buigen. 

Slide 10 - Tekstslide

Bewegen en gezondheid 

Les 3
Synoviaal vocht

Dit is een soort smeermiddel voor je gewrichten. Het zorgt ervoor dat het kraakbeen heel glad is en dat de botten gemakkelijk om elkaar heen kunnen draaien. 

Tijdens het eerste gedeelte van je warming-up begint de aanmaak van extra synoviaal vocht.

Slide 11 - Tekstslide

Bewegen en gezondheid 

Les 3
Spieren

In het lichaam komt spierweefsel in 3 vormen voor:

- Glad spierweefsel (in o.a. maag-darmstelsel). Dit weefsel werkt autonoom: ze trekken uit zichzelf samen, hier hoef je niets voor te doen. 

- Hartweefsel: werkt ook autonoom. Dit is een lange spier met vertakkingen en werkt continu. 

- Dwarsgestreept spierweefsel: dit zijn voornamelijk je skeletspieren. deze spieren horen bij je bewegingsapparaat en worden bestuurd vanuit het centrale zenuwstelsel. Ook wel willekeurige spieren genoemd. 

Slide 12 - Tekstslide

Bewegen en gezondheid 

Les 3
Spieren

Spieren kunnen alleen maar samentrekken. Er is kracht van buiten nodig om de beweging te remmen. Dit kan een tegenovergestelde spier zijn (bicep en tricep), maar bijvoorbeeld ook een andere persoon, de zwaartekracht of een gewicht. 

Slide 13 - Tekstslide

Bewegen en gezondheid 

Les 3

- Rechts is in dit geval de agonist, door deze samentrekking wordt de arm gebogen. 
- Links is de antagonist. Wanneer deze spier gaat samentrekken wordt deze dus kleiner en de agonist weer langer. De arm zal zich weer gaan strekken. 

De spier die voor de beweging zorgt die jij wil maken is de agonist! 


1
2

Slide 14 - Tekstslide

Bewegen en gezondheid 

Les 3

- Rechts is in dit geval de agonist, door deze samentrekking wordt de arm gebogen. 
- Links is de antagonist. Wanneer deze spier gaat samentrekken wordt deze dus kleiner en de agonist weer langer. De arm zal zich weer gaan strekken. 

De spier die voor de beweging zorgt die jij wil maken is de agonist! 

1. Geeft het begin van de spier aan. (Origo)
2. Is het einde van de spier. (Insertio)
Vanaf de origo trekt de spier het bot
waar de insertio is naar zich toe.
Er zijn uitzonderingen. Denk bijvoorbeeld aan de tong.

1
2

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

De spiervezels kunnen dus alleen maar helemaal aanspannen of helemaal ontspannen, verder niets. 

Toch kun je meer of minder kracht leveren. En dat is handig, anders zou je eieren elke keer stuk knijpen als je ze oppakt. 

Niet alle spiervezels in een spier trekken tegelijk samen, dit gaat per groepje spiervezels. Deze groepjes trekken samen als ze een signaal uit het zenuwstelsel krijgen. Hoe meer spiervezelgroepjes tegelijk samentrekken, hoe groter de kracht is die een spier levert.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Bewegen en gezondheid 

Les 3
Bekijk dit filmpje tot 3:53. Tot daar wordt er uitleg gegeven over de werking van myosine en actine (een lastig onderdeel)

Slide 19 - Tekstslide

Bewegen en gezondheid 

Les 3
Tot nu toe al heel veel belangrijke informatie...

Bekijk de schematische weergave van een sarcomeer (blz. 39 van je boek). Je moet het verschil kunnen zien en begrijpen tussen een ontspannen en aangespannen sarcomeer. 

Slide 20 - Tekstslide

Bewegen en gezondheid 

Les 3

Zenuwstelsel

Een gezond zenuwstelsel zorgt ervoor dat alle functies van ons lichaam op de juiste manier werken. 

- Centraal zenuwstelsel 
- Perifeer zenuwstelsel


Slide 21 - Tekstslide

Bewegen en gezondheid 

Les 3

Centraal zenuwstelsel

Bestaat uit je hersenen en je ruggenmerg. In je CZ worden beslissingen genomen op grond van de signalen die binnenkomen. Deze beslissingen kunnen bewust zijn (gooien of vangen van een bal) of onbewust (zoals het verhogen van je hartslag bij inspanning). 


Slide 22 - Tekstslide

Bewegen en gezondheid 

Les 3
Perifeer zenuwstelsel

Dit is de verbinding tussen het centrale zenuwstelsel en de spieren en de organen. Het PZ geeft dus voornamelijk signalen door en heeft een onderverdeling tussen sensorisch en motorisch.

Het sensorische zenuwstelsel geeft met behulp van je zintuigen informatie door over wat er met je gebeurt. Jij ziet bijvoorbeeld een bal aankomen. Deze informatie gaat naar je centrale zenuwstelsel en vervolgens zorgt het motorische zenuwstelsel dat je arm in beweging komt om de bal te vangen. 



Slide 23 - Tekstslide

Autonome zenuwstelsel:  onbewust (hartslag)

Somatische zenuwstelsel:
in beweging zetten van skeletspieren (bal vangen)

Slide 24 - Tekstslide

Bewegen en gezondheid 

Les 3
En nu...

Bladzijde 42 t/m 44 zelfstandig doornemen. Dit gaat over 

1. motorisch leren (er wordt een duidelijk voorbeeld       
    gegeven van het leren fietsen)
2. Je bloedsomloop.
    Voor extra uitleg: zie filmpje (tot 1:10)

Slide 25 - Tekstslide

Bewegen en gezondheid 

Les 3
Deze lesson-up (en de vorige 2) later nog een keer bekijken? 

Aan het eind van de middag stuur ik jullie via magister berichten een link. Vervolgens moet je inloggen (of je registreren) bij lesson-up en kan je bij de onderdelen die ik voor jullie klaar heb gezet. 


Slide 26 - Tekstslide