Celibaat – een korte geschiedenisVerplicht ongehuwd blijven van geestelijken…
Het celibaat is een verplichting tot seksuele onthouding en ongehuwd blijven voor geestelijken in de Rooms-Katholieke Kerk. Wanneer is het celibaat eigenlijk ingevoerd en hoe heeft het celibaatsideaal zich in de loop der eeuwen ontwikkeld?
Celibaat: geen sacrament
Het celibaat maakt onder de noemer ‘priesterwijding’ onderdeel uit van de zeven sacramenten – sacramenten zijn rituelen, gebruiken of gewoonten die gelden als ‘essentiële geloofswaarheden’ – van de Rooms-Katholieke Kerk. Deze zeven sacramenten zijn: doop, vormsel, eucharistie, biecht, laatste oliesel, huwelijk en priesterschap.
Maar het celibaat zelf is geen sacrament, maar een pauselijke regel. De gedachte achter het celibaat was dat de geestelijkheid zich niet op het aardse en lichamelijke (seks) moest richten, maar op het hemelse, geestelijke niveau: God en het hogere.
Overigens is het celibaat niet een typische levensregel van het katholieke christendom. Ook in andere religies en samenlevingen kwam en komt dit ideaal voor. De oudst bekende voorbeelden zijn de eunuchen, gecastreerde mannen die rond 2100 v.Chr. in Sumerië leefden. En uit het Romeinse Rijk kenden we de Vestaalse Maagden, die celibatair moesten leven. Ook in het boeddhisme kwam en komt de celibataire leefwijze veel voor onder monniken.
Voorgeschiedenis van het celibaat (ca.50-1075)
De pauselijke uitspraak over het celibaat had een eeuwenlange aanloop. Petrus, een discipel van Jezus van Nazareth, wordt vaak beschouwd als de eerste paus. Hij was ‘gewoon’ getrouwd. En in de Bijbel, in het Nieuwe Testament (1 Korinthiërs 7:9), schreef de apostel Paulus (ca. 3-64/67), die overigens zelf ongetrouwd bleef:
“Het is beter te trouwen dan van begeerte te branden.”