AF Les 4 Transport

AF Les 4 Transport
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

AF Les 4 Transport

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is celtransport?
A
Celtransport is het proces van het dupliceren van cellen.
B
Celtransport is het proces van het beschermen van de cel.
C
Celtransport is het proces van het verplaatsen van stoffen binnen en buiten de cel.
D
Celtransport is het proces van het produceren van energie in de cel.

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je kent het verschil tussen passief en actief transport
  • de verschillende fases van celdeling
  • erfelijk materiaal in de cel
  • chromosomen, genen en mutaties 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welke soorten celtransport bestaan er?
A
De soorten celtransport zijn endocytose, exocytose en osmose.
B
De soorten celtransport zijn mitose, meïose en celdeling.
C
De soorten celtransport zijn fotosynthese, dissimilatie en fermentatie.
D
De soorten celtransport zijn actief transport, passief transport en gefaciliteerd transport.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Passief transport

Passief transport betekent dat stoffen vanzelf in of uit de cel kunnen via de celmembraan
Gebaseerd op diffusie en osmose.
Het transport kost geen energie!


Slide 6 - Tekstslide

diffusie is beweging van deeltjes van een plaats waar ze in een hoge concentratie voorkomen naar een plaats waar ze in lagere concentratie voorkomen

osmose beweging van water en gassen door een halfdoorlatend membraan in de richting van de hoogste concentratie opgeloste stoffen
Actief transport
Heel vaak moet de cel grotere deeltjes en stoffen via de celmembraan naar binnen of naar buiten brengen. De cel doet dat door middel van actief transport. 
Dat gaat dus niet vanzelf; de cel moet er energie in steken. 
Twee typen actief transport; de enzymatische pomp en het blaasjestransport.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enzymatische pomp


    Een enzym helpt om deeltjes     door de celmembraan heen te sluizen
(draaideur) 


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen actief en passief celtransport?
A
Bij actief celtransport worden stoffen naar binnen getransporteerd, terwijl bij passief celtransport stoffen naar buiten worden getransporteerd.
B
Bij actief celtransport bewegen stoffen met de concentratiegradiënt mee, terwijl bij passief celtransport stoffen tegen de concentratiegradiënt in bewegen.
C
Bij actief celtransport wordt energie verbruikt door de cel, terwijl bij passief celtransport geen energie nodig is.
D
Bij actief celtransport vindt transport plaats via kanalen, terwijl bij passief celtransport transport plaatsvindt via carrier-eiwitten.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is gefaciliteerd transport?
A
Gefaciliteerd transport is een vorm van passief celtransport waarbij stoffen met behulp van carrier-eiwitten door de celmembraan worden getransporteerd.
B
Gefaciliteerd transport is een vorm van actief celtransport waarbij energie wordt verbruikt.
C
Gefaciliteerd transport is een vorm van celtransport waarbij stoffen door diffusie de cel binnenkomen.
D
Gefaciliteerd transport is een vorm van celtransport die alleen in plantencellen voorkomt.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

celkern

golgiapparaat

microvillus


mitochondrion

nucleolus

ribosomen
A
B
C
D
E
F

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mitose = kerndeling + celdeling
kerndeling:   profase, metafse, anafase en telofase
adressencytokinese = celdeling

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mutatie: een gen verandert
Niet alle mutaties zijn slecht. Mutatie zorgt voor aanpassingen in het lichaam. Blauwe ogen is een voorbeeld van een mutatie.

Voorbeeld van mutatie: 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Mutatie in lichaamscel
Mutatie in geslachtscel

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar komt een mutatie vandaan?
Mutaties gebeuren altijd al in je cellen. Er zijn wel dingen die zorgen voor sneller of meer mutaties.
een invloed die zorgt voor meer mutaties noemen we: "mutageen"
Voorbeelden hiervan zijn sigarettenrook, UV-straling (zonlicht) en Radioactieve straling.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mutaties
  • Een mutatie = een verandering van het DNA, hierdoor ontstaat variatie
  • Mutatie in een lichaamscel is niet zichtbaar 
  • Mutatie in een bevruchte eicel is meestal wel zichtbaar
  • Mutant: mutatie is zichtbaar

  • Is een mutatie nuttig => mutatie blijft
  • Is een mutatie niet nuttig => Organisme heeft een kleinere kans om te overleven dus kan de mutatie niet doorgeven


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mutatie

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reparatie in cellen
in cel continu enzymen op zoek naar fouten in replicatie en fouten worden hersteld
Eerder kan cel niet delen
Teveel schade: apoptose (celdood) gestart

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het uiteinde van een chromosoom zitten de telomeren.

Telomeren bestaan uit repetitief DNA, dus herhalingen van TTAGGG

DNA polymerase kan telomeren niet goed kopieren. 

Bij elke celdeling zullen de telomeren dus ook steeds korter worden
telomeer
telomeer
Wanneer de telomeren te kort worden zal de cel doodgaan (apoptose).
Apoptose noemen ook geprogrammeerde celdood.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Prenatale screening
Vruchtwater punctie (week 15-16 open ruggetje)
Vlokkentest (11-14 weken: placenta weefsel onderzocht op chromosoomafwijking)
NIPT (niet invasieve prenatale test) bloedafname dna via moeder chromosoom 21, 18 of 13 bij de baby meten

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prenatale screening - echografisch
SEO; Structueel Echoscopisch Onderzoek
13 weken echo (vanaf sept 2020 studievorm)
20 weken echo
Bij de 20-weken echo wordt gekeken naar de ontwikkeling van de organen van je baby. Ook wordt gekeken of het ongeboren kindje goed groeit en of er voldoende vruchtwater is.

Voorbeelden van afwijkingen die bij deze echo kunnen worden gezien:
open ruggetje;open schedel; waterhoofd; hartafwijkingen; breuk of gat in het middenrif; breuk of gat in de buikwand; ontbreken of afwijken van de nieren; ontbreken of afwijken van botten; afwijkingen aan armen of benen. schisis (open gehemelte)


Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning aankomende weken
6 oktober           -> Weefselleer
12/ 13  oktober -> Weefselleer

WEEK 42: VAKANTIE

26/ 27 oktober -> Huid- huidstructuren 
2 november -> Alle oefenopdrachten Hfst 1 en 2 AF
3 november -> Toets Hoofdstuk 2, Cel - en weefselleer

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Einde!
Bedankt voor jullie aandacht en inzet!
Een fijne dag nog.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies