Lezen blok 5 les 1

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lezen blok 5
  • Mening, argument en tegenargument
  • Je kunt tekstverbanden en signaalwoorden herkennen.

Slide 2 - Tekstslide

Mening geven
Om je mening te onderbouwen maak je gebruik van argumenten.
Een tekst waarin een mening wordt gegeven is een betogende of activerende tekst.  De schrijver wil je overtuigen om iets te vinden of te doen.
Je hebt dan te maken met een subjectieve tekst.

Slide 3 - Tekstslide

argument-tegenargument
Je gebruikt een argument om je mening te onderbouwen.
Bijv: Scholen moeten later beginnen, want leerlingen kunnen zich 's ochtends niet goed concentreren.
mening + argument

Slide 4 - Tekstslide

Tegenargument
Scholen moeten juist niet later beginnen, want dan zijn de leerlingen nog later uit en kunnen geen hobby meer doen in de middag.

Slide 5 - Tekstslide

Meningen komen op verschillende manieren voor in de tekst:
  • De schrijver geeft zijn eigen mening (ik vind)
  • De schrijver beschrijft de mening van anderen.
  • De schrijver beschrijft de mening van anderen en voegt daar zijn eigen mening aan toe.(reageert daarop) 

Slide 6 - Tekstslide

herhaling

tekstverband  -> signaalwoorden


voorbeeld

opsomming

tegenstelling


Slide 7 - Tekstslide

tekstverband -> opsomming
Er worden verschillende dingen achter elkaar genoemd.

Je herkent dit verband aan de volgende signaalwoorden:
ook, verder, bovendien, nog, daarnaast, niet alleen....maar ook, ten eerste , ten tweede 

Slide 8 - Tekstslide

tekstverband -> tegenstelling
Na een uitspraak wordt meteen het tegenovergestelde beweerd.

Je herkent een tegenstelling aan de volgende signaalwoorden:
maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds...anderzijds, daar staat tegenover

Slide 9 - Tekstslide

tekstverband -> voorbeeld
Een uitspraak wordt gevolgd door een of meerdere voorbeelden.

Je herkent een voorbeeld aan de volgende signaalwoorden:
bijvoorbeeld, als voorbeeld, zoals, zo

Slide 10 - Tekstslide

aanvulling

tekstverbanden:

middel - doel

oorzaak - gevolg

vergelijking

reden

Slide 11 - Tekstslide

tekstverband -> middel doel


Iemand noemt een doel en daarbij het middel waarmee dat doel bereikt kan worden.


Je herkent een middel-doel aan de volgende signaalwoorden:

waarmee, daarmee, met dat doel, het doel is, door middel van, om te.... etc

Slide 12 - Tekstslide

tekstverband -> vergelijking

Na een uitspraak worden er twee of meer dingen met elkaar vergeleken.


Je herkent een vergelijking aan de volgende signaalwoorden:

zoals, hetzelfde, dezelfde, in vergelijking met...

Slide 13 - Tekstslide

tekstverband -> oorzaak- gevolg

Iemand doet een uitspraak die een oorzaak bevat. Daarna wordt het gevolg genoemd.


Je herkent een oorzaak-gevolg aan de volgende signaalwoorden:

daardoor, hierdoor, doordat, zodat, waardoor

Slide 14 - Tekstslide

tekstverband -> reden

Na of voor een uitspraak wordt een reden genoemd. Een reden geeft aan waarom iemand iets wel of niet doet.


Je herkent een reden aan de volgende signaalwoorden:

daarom, want, omdat, namelijk

Slide 15 - Tekstslide

Tekstverband: VERGELIJKING
A
net als
B
kortom
C
als
D
waarmee

Slide 16 - Quizvraag

Tekstverband: MIDDEL-DOEL
A
zoals
B
om
C
zo
D
omdat

Slide 17 - Quizvraag

Tekstverband: TEGENSTELLING
A
al met al
B
daar staat tegenover
C
zoals
D
waardoor

Slide 18 - Quizvraag

Tekstverband: UITSPRAAK-VOORBEELD
A
samenvattend
B
echter
C
ter toelichting
D
zo

Slide 19 - Quizvraag

Signaalwoord: TEN EERSTE........TEN TWEEDE
A
middel-doel
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 20 - Quizvraag

herhaling: verbanden tussen de alinea's


1.door het gebruik van een signaalwoord

2. door herhaling

3. door overgangszinnen met een verwijzing

4. door aankondigende zinnen

LET OP: een tekstverband of alineaverband is dus niet hetzelfde als de 4 manieren om alinea's met elkaar te verbinden.

Slide 21 - Tekstslide

opdracht 3  en 4 blz 255

thema: robots


wist je dat:

de eerste robot wordt gezegd te zijn gebouwd door de Griekse wiskundige Archytas in 400 voor Christus genaamd '' de duif '', vloog 200 meter en werd aangedreven door stoom.


wist je dat:
de eerste computergestuurde hand werd ontwikkeld aan het MIT in 1961.
18 jaar later,werd een werknemer bij een Ford-fabriek getroffen en gedood door een robotarm, dat markeert de eerste keer dat een mens wordt gedood door een robot

Slide 22 - Tekstslide