Herhaling 1.1 en 1.2

H.1 Hoe welvarend ben jij?
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo lwoo, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H.1 Hoe welvarend ben jij?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag in de les:
  Herhaling van twee paragrafen uit H.1:
  1.1 Kun jij kopen wat je wilt?
  1.2 Hoe word je beïnvloed?
  • Een kwartier oefenen met begrippen uit 1.1 en 1.2.
  • Een kwartier oefenen met rekenen uit 1.1 en 1.2. 
Een prijsje voor wie de meeste goede antwoorden
heeft gegeven!
  • Overige tijd zelfstandig werken.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
- Je kent een aantal verschillende soorten behoeften en goederen
- Je weet wat welvaart, zelfvoorziening  en prioriteiten stellen  betekenen.
- Je weet wat marketing, de marketingmix en doelgroep inhouden.
- Je kunt onderscheid maken tussen vier reclamevormen.
- Je weet wat voor typen merken er zijn.
- Hoe je met een percentage een getal kunt berekenen en hoe je een
   percentage kunt berekenen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke van onderstaande antwoorden is geen secundaire behoefte?
A
Auto
B
Sporten
C
Frisse lucht
D
Koffie

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent het begrip welvaart?
A
Je kunt alles doen wat je wilt
B
Je kunt zoveel mogelijk in je behoeftes voorzien
C
Prioriteiten stellen
D
Hoe gelukkig je jezelf voelt

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat klopt er niet als we het over schaars hebben in de economie?
A
Er worden middelen voor ingezet om iets te maken
B
Je moet ervoor betalen
C
Dat iets zeldzaam is
D
Hoe schaarser het product, hoe duurder.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Noem een aantal primaire behoeften waarin de mensen uit het filmpje zich zelf voorzien.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Marketing
Definitie: "Wat bedrijven allemaal doen om 
hun product te kunnen verkopen."

Producten: goederen of diensten 

Consumeren: als je iets koopt 
(een goed of dienst)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem een verschil tussen een product en dienst:

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke term hangt niet samen met het begrip marketing?
A
De zes P's.
B
Doelgroep
C
Marketingmix
D
Ideële reclame

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Personeel
Plaats
Product
Promotie
Prijs
Presentatie

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Personeel
Plaats
Product
Promotie
Prijs
Presentatie

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vier soorten reclame
Commerciële reclame: heeft als doel dat er meer verkocht wordt van een
                                                 bepaald product, soms in combinatie met de
                                                 naamsbekendheid.
a. Informatieve reclame: heeft als doel om informatie over te brengen 
                                                   (bedrijven, overheid, ziekenhuis)
b. Merkreclame: heeft als doel het vergroten van de naamsbekendheid
                                   
Ideële reclame: heeft als doel het veranderen van gedrag of het aanspreken
                                 op jouw gedrag

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Video

Dit fimpje is van een verzekerings-maatschappij.
Wat voor een type reclame zag je zojuist in het filmpje?
A
Informatieve reclame
B
Ideële reclame
C
Merkreclame
D
Commerciële reclame

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn drie categorieën merken:
  1. A-merk: relatief veel reclame, regelmatig innovaties (nieuwe) producten en is erg bekend
  2. B-merk: maakt minder reclame, volgt innovaties van A-merken en de bekendheid is een stuk minder
  3. Huismerk: dit is een merk van de winkel zelf 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Buurtsupermarkt Loonstra verkoopt drie soorten chocoladepasta: Boerinneke choco, Nutella choco en Choco Loonstra. Welk merk is het B-merk.
A
Choco Loonstra
B
Nutella choco
C
Boerinneke choco
D
Geen van de drie

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rekenen met %
  • Hoeveel is 20% van € 125,00



€'s
125,00
1,25
25
%
100%
1
20%

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Renske heeft een maandabonnement op de fitnessclub van 20 euro. Met een jaarabonnement bespaart ze 12%. Hoeveel euro bespaart zij als zij een jaarabonnement neemt?
A
216 euro
B
268,80 euro
C
28,80 euro
D
24 euro

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rekenen met %
  • Hoeveel % is € 25 van € 125



€'s
125,00
1
25
%
100%
....
20%

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt een cadeaubon voor een webshop van 50 euro. Je koopt een game voor 80 euro. Hoeveel procent is de cadeaubon van het aankoopbedrag?
A
160%
B
30%
C
62,5%
D
60%

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overige tijd
Zelfstandig verder

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies