2.2 - Ga je sparen of beleggen? (2 lessen)

Welkom  
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom  

Slide 1 - Tekstslide

Wat moet je kennen/ kunnen?
  • Je weet waarom mensen sparen (spaarmotieven)
  • Je kan rekenen met spaarrente (enkelvoudig/ samengesteld)

  • Je weet wat het gevolg is van inflatie m.b.t. sparen (koopkracht)
  • Je weet wat beleggen is.
  • Je kunt uitleggen wanneer je beter kunt beleggen / beter kunt sparen?

Slide 2 - Tekstslide

Welke spaarmotieven waren er ook al weer?

Slide 3 - Tekstslide

Spaarmotieven

Slide 4 - Tekstslide

Verschillende spaarrekeningen
  • Internetspaarrekening --> variabele rente

  • Spaardeposito --> vaste rente.  

Slide 5 - Tekstslide

Voordelen/nadelen
Internetspaarrekening:
  • Geld is op elk moment op te vragen.
  • Rente kan veranderen.


Slide 6 - Tekstslide

Voordelen/ nadelen
Spaardeposito
  • Je kan een tijd niet bij je spaargeld, het staat vast.
  • Je krijgt een hogere rente, omdat de bank meer tijd heeft om geld te verdienen met jouw geld.
  • Je hebt een vaste rente, je weet precies hoeveel je krijgt. 

Slide 7 - Tekstslide

Verschillende rentes
Enkelvoudige rente 
  • De rente wordt elk jaar op je lopende rekening gestort  
  • Je krijgt dus elk jaar hetzelfde bedrag aan rente
  • bij een spaardeposito gebeurt dit vaak.


Slide 8 - Tekstslide

Hoe bereken je enkelvoudige rente?
Formule
  1. Rentepercentage : 100 x Spaarbedrag = rente per jaar.
  2. Rente per jaar x aantal jaren = totale rente.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Oefensom enkelvoudige rente

Voorbeeld:

Rob heeft € 200 op zijn spaarrekening staan. De bank vergoedt 3% rente.


Bereken:

  1. Rente na 1 jaar               
  2. Rente na 2 jaar              
  3. Rente na 1 maand        
  4. Rente na 5 maanden  

Slide 11 - Tekstslide

Oefensom enkelvoudige rente

Voorbeeld:

Rob heeft € 200 op zijn spaarrekening staan. De bank vergoedt 3% rente.


Rente na 1 jaar               →  € 200 : 100 x 3 = € 6

Rente na 2 jaar              →  (€ 200 : 100 x 3) x 2 = € 12

Rente na 1 maand        →  (€ 200 : 100 x 3) : 12 = € 0,50 

Rente na 5 maanden  →  (€ 200 : 100 x 3) : 12 x 5 = € 2,50

Slide 12 - Tekstslide

Verschillende rentes
Samengestelde rente 
  • De rente wordt elk jaar toegevoegd aan je spaarsaldo
  • Het tweede jaar krijg je dus ook rente over het bedrag aan rente dat je een jaar eerder hebt gekregen 
  • rente op rente dus! 


Slide 13 - Tekstslide

Hoe bereken je samengestelde rente?
Formule (gebruiken van de groeifactor zie 1.2)

Nieuwe spaarsaldo = spaarbedrag * groeifactor

Slide 14 - Tekstslide

Oefensom samengestelde rente

Voorbeeld:

Rob heeft € 200 op zijn spaarrekening staan. De bank vergoedt 3% rente.


Bereken:

  1. Rente na 1 jaar               
  2. Rente na 2 jaar              
  3. Rente na 3 jaar              
  4. Saldo na 10 jaar           

Slide 15 - Tekstslide

Oefensom samengestelde rente

Voorbeeld:

Rob heeft € 200 op zijn spaarrekening staan. De bank vergoedt 3% rente.


Rente na 1 jaar               →  € 200 : 100 x 3 = € 6

Rente na 2 jaar              →  (€ 206 : 100 x 3)  = €6,18

Rente na 3 jaar              →  (€ 212,18 : 100 x 3)  = €6,37

Saldo na 10 jaar             → €200 x 1,03 ^10 = 268,78

Slide 16 - Tekstslide

Maken opgave 6 blz. 48
Klaar? Ga verder met 1 t/m 3 + 5
timer
7:00

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Afmaken opgave 1 t/m 5 blz. 48
Klaar? Ga verder met Rekenen blz. 64 6 t/m 8
timer
7:00

Slide 19 - Tekstslide

Welkom  

Slide 20 - Tekstslide

Wat moet je kennen/ kunnen?
  • Je weet waarom mensen sparen (spaarmotieven)
  • Je kan rekenen met spaarrente (enkelvoudig/ samengesteld)

  • Je weet wat het gevolg is van inflatie m.b.t. sparen (koopkracht)
  • Je weet wat beleggen is.
  • Je kunt uitleggen wanneer je beter kunt beleggen / beter kunt sparen?

Slide 21 - Tekstslide

De spaarrente is op dit moment 1,7%
De inflatie is op dit moment 3,1%
Welk gevolg heeft dit voor de koopkracht van je spaargeld?

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Waar denk jij aan bij het woord beleggen?

Slide 24 - Woordweb

0

Slide 25 - Video

Hoe verdien je geld met beleggen?

  1. Een bedrijf maakt winst. Je krijgt 1x per jaar een deel van de winst = dividend
  2. Je verkoopt je aandelen op de beurs voor een hoger bedrag (=de koers) dan dat je ze hebt aangekocht.

Slide 26 - Tekstslide

Wat zijn volgens jou voordelen van sparen t.o.v. beleggen?

Wat zijn volgens jou voordelen van beleggen t.o.v. sparen?

Slide 27 - Tekstslide

Beleggen of sparen?
Voordelen beleggen:
  • Meer kans op een hoog rendement.
  • Je kan aandelen snel aan- en verkopen.


Nadelen beleggen:
  • Als een bedrijf geen winst maakt krijg je geen dividend
  • Een aandeel kan ook minder waard worden en dus kun je ook verlies lijden.

Slide 28 - Tekstslide

Beleggen of sparen?
Voordelen sparen:
  • Je kan geen verlies maken.
  • Je weet van te voren precies hoeveel euro je over een bepaalde tijd hebt.


Nadelen sparen:
  • Bij sparen krijg je een laag rendement.
  • Als de inflatie per jaar is hoger dan de rente kun je na een jaar minder kopen voor je geld.

Slide 29 - Tekstslide

Maken 8 + 9
Klaar? Maken 1 t/m 5 + Rekenen blz. 64 9 t/m 11



Zorg dat je volgende week 1.1 + 1.2 + Rekenen 1 t/m 11 af hebt.

Slide 30 - Tekstslide

Wat moet je kennen/ kunnen?
  • Waarom sparen mensen?
  • Rekenen met rente (enkelvoudig/ samengesteld)
  • Wat is het gevolg van inflatie m.b.t. sparen?
  • Wat is beleggen
  • Wanneer beleggen / wanneer sparen?

Slide 31 - Tekstslide