thema & motieven

Thema & motieven 
Deze les hoort bij Nieuw Nederlands, paragraaf 1.5.
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Thema & motieven 
Deze les hoort bij Nieuw Nederlands, paragraaf 1.5.

Slide 1 - Tekstslide

Wat heb je vorige week geleerd over het thema?

Slide 2 - Woordweb

Wat is een thema?
A
verhaalelement dat letterlijk terugkomt
B
opvallend verhaalelement
C
waarover een verhaal nog meer gaat, afgezien van de pers. + gebeurt.
D
de manier waarop een verhaal geschreven is

Slide 3 - Quizvraag

Het thema gaat over een visie van de schrijver.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Met een thema probeert de schrijver jou als lezer aan het denken te zetten.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een verhaalmotief?

Slide 6 - Woordweb

Een concreet motief is een verhaalelement
A
dat niet letterlijk in het verhaal voorkomt
B
dat meerdere keren letterlijk in een verhaal terugkomt.

Slide 7 - Quizvraag

Motief
Een motief is een terugkerend aspect/patroon. 

Motieven geven het thema vorm. 

Slide 8 - Tekstslide

Verschil thema - onderwerp
Thema: kortste aanduiding van het centrale gegeven waar het verhaal eigenlijk over gaat, 1 woord, breed.

Onderwerp: dat waar het verhaal over gaat, meerdere woorden, toegespitst.

Bijvoorbeeld: 
thema = discriminatie
ow = discriminatie van tweedegraads migranten

Slide 9 - Tekstslide

Verschil thema - onderwerp
Een verhaal kan meerdere thema's hebben, maar kan maar één onderwerp hebben. 

Schrijvers kunnen hetzelfde thema gebruiken, met een heel ander verhaal of onderwerp.

Slide 10 - Tekstslide

Hoofdgedachte
Wat vertelt de schrijver over het onderwerp? 

Dit verwoord je in 1 zin (geen vraagzin!).

Let op kernzinnen van de alinea's.

Slide 11 - Tekstslide

Noteer tot slot wat je is bijgebleven over het thema en motieven.

Slide 12 - Open vraag