In deze les zitten 17 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
Welkom bij
Slide 1 - Tekstslide
Zet je leesboek en huiswerk op tafel
timer
1:00
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen
Je kent de begrippen 'thema' en 'motieven' bij verhalenanalyse
Je weet hoe je het thema en de motieven kunt bepalen van een verhaal.
Je kijkt het huiswerk na.
Je geeft feedback aan een medeleerling over de geschreven beoordeling.
Je weet hoe je een beoordeling over een verhaal moet opbouwen.
Slide 3 - Tekstslide
Motieven versus thema
Verhaal kent meerdere motieven, maar één thema.
Verbanden tussen de motieven leiden je tot het thema van het verhaal.
Slide 4 - Tekstslide
Motieven
Verhaalmotief: opvallend verhaalelement dat steeds weer opduikt in het verhaal. Er zijn twee soorten:
Concreet motief: verhaalelement dat meerdere malen letterlijk voorkomt. (In het verhaal ‘ Een lieve jongen’ is het de jongen die bij de vijver in het park zit. Die kan je letterlijk aanwijzen in de tekst.
Abstract motief: komt niet letterlijk voor, maar moet je zelf uit de tekst afleiden. (bijvoorbeeld kinderloosheid, in ‘Een lieve jongen’)
Slide 5 - Tekstslide
Thema
Waar het verhaal over gaat, los van de gebeurtenissen. De schrijver wil de lezer ergens over aan het denken zetten en iets waar iedereen mee te maken kan hebben (bijvoorbeeld liefde, familie of trouw).
Zo kort mogelijk in enkele woorden, geen samenvatting van het verhaal!
Slide 6 - Tekstslide
Motieven
Messen
Scharen
Bloed
Begrafenis
Dood
Slide 7 - Tekstslide
Bedenk een thema van het boek Zwarte Zwaan op basis van het verband tussen de gegeven motieven
Slide 8 - Open vraag
Beoordeling schrijven
Gebruik de lijst met beoordelingswoorden om te gebruiken tijdens de toets.
Gebruik peerfeedbackformulier om te weten waar je op wordt beoordeeld op de toets:
Inhoud
Vorm / opbouw
Taalgebruik
Slide 9 - Tekstslide
Indeling beoordeling verhaal
Titel
Inleiding: anekdote of voorbeeld, geef je mening over het verhaal
Kern: verschillende argumenten voor je mening, per argument 1 alinea.
Slot: herhaling van je mening, conclusie, uitsmijter (publiek aanspreken, taalgrap, oneliner)
Slide 10 - Tekstslide
Stijl van schrijver beoordelen
Wat is opvallend aan het taalgebruik, bijvoorbeeld:
Korte / lange zinnen?
Veel bijvoeglijke naamwoorden?
Moeilijk, makkelijk, ouderwets taalgebruik?
Verleden tijd (afstand) of in tegenwoordige tijd (betrokkenheid) geschreven