Mijn voeding

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden Mijn Voeding.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden Mijn Voeding.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Tekstslide

voeding
  • het eten = het voedsel
  • wat je elke dag eet
  • gezond of ongezond
  • Zin: Wij hebben elke dag gezonde voeding nodig.
  • Zin: Voeding is goed voor je lichaam. 

Slide 2 - Tekstslide

gezond
  • iets wat gezond is, is goed voor de gezondheid 
  • gezonde mensen voelen zich goed 
  • tegenstelling: ongezond
  • Zin: Het is gezond om veel fruit te eten.
  • Zin: Vis en fruit is gezonde voeding.

Slide 3 - Tekstslide

ongezond
  • iets wat ongezond is, is niet goed voor de gezondheid
  • tegenstelling: gezond
  •  veel patat en mayonaise eten is ongezond voor je lichaam
  • Zin: Ik heb soms zin om lekker ongezond te eten.
  • Zin: Wij eten vandaag frikandellen en kroketten, dat is erg ongezond.

Slide 4 - Tekstslide

vermoeidheid
  • het gevoel dat je hebt als je moe bent 
  • het gevoel dat je wilt slapen
  • het gevoel dat je niks kunt
  • als je heel veel gedaan hebt
  • Zin: Ik ben ziek van vermoeidheid, ik kan niks meer.
  • Zin: Door de vermoeidheid kon ik niet slapen.

Slide 5 - Tekstslide

maaltijd
  • het eten dat je iedere dag op vaste tijden eet = het maal
  •  meervoud: maaltijden
  • een maaltijd bestaat meestal uit verschillende producten

Slide 6 - Tekstslide

Ik heb wel eens iemand uitgelachen.
Ja
Nee

Slide 7 - Poll

In welke zin zie je de betekenis van het woord:
uitschelden
A
Ik zeg dat mijn broertje lief is.
B
Ik zeg dat mijn broertje aardig is.
C
Ik zeg dat mijn broertje leuk is.
D
Ik zeg dat mijn broertje dom is.

Slide 8 - Quizvraag

Maak een zin met het woord:
eenvoudig

Slide 9 - Open vraag

Waar wordt het woord
oplossen
goed gebruikt?
A
Mijn moeder heeft een probleem. Ik heb het opgelost en nu is er nog steeds een probleem.
B
Mijn moeder heeft een probleem. Ik heb het opgelost en nu is er nog een groter probleem.
C
Mijn moeder heeft een probleem. Ik heb het opgelost en nu is er nog steeds een klein probleem.
D
Mijn moeder heeft een probleem. Ik heb het opgelost en nu is er geen probleem meer.

Slide 10 - Quizvraag

Waar zie je een foto van:
de roddel (roddelen)
A
B
C
D

Slide 11 - Quizvraag

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 12 - Tekstslide

Als er ruzie is, moet de docent het vaak..............

Slide 13 - Open vraag

Deze rekensom is echt.......... Ik weet snel het antwoord.

Slide 14 - Open vraag

Ik heb vandaag een ........... gehoord. Ik weet niet of dit verhaal echt zo is.

Slide 15 - Open vraag

Mijn vriendin ........... mij ............ als ik op de grond val.

Slide 16 - Open vraag

Wil je stoppen met ................? Die woorden doen ook pijn.

Slide 17 - Open vraag

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.
De woorden: verantwoordelijk, streng, stom, beseffen/het besef, 
het gedrag

Slide 18 - Tekstslide

Mijn voeding

Slide 19 - Tekstslide