Blok 6 - Een financieel plan maken

Aan de slag
Blok 6a - Een financieel plan maken

T.boertien@ooz.nl
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Aan de slag
Blok 6a - Een financieel plan maken

T.boertien@ooz.nl

Slide 1 - Tekstslide

Wat leer je?
  • Een financieel plan maken

Slide 2 - Tekstslide

Financieelplan bestaat uit
  1. investeringsplan;
  2. financieringsplan;
  3. resultatenbegroting;
  4. liquiditeitsbegroting;
  5. privébegroting.

Slide 3 - Tekstslide

1. investeringsplan
Overzicht van de middelen die je nodig hebt om een bedrijf te starten.
Gebouw, auto, machines of inventaris (inrichting van je winkel of kantoor)
voorraad
kasgeld of geld op een betaalrekening
voor de start: openingskosten, zoals drukkosten van visitekaartjes, inschrijfkosten bij de Kamer van Koophandel en eventueel notariskosten
Hierdoor voorkom je problemen als later blijkt dat je iets hebt vergeten of als het even tegenzit.

Slide 4 - Tekstslide

2. financieringsplan
Hierin werk je uit hoe je de investeringen uit de investeringsbegroting gaat betalen. Heb je zelf geld of moet je dit lenen?
Eigen vermogen bestaat uit de kapitaalgoederen of het geld dat de ondernemer zelf in de onderneming stopt. Dit kan spaargeld zijn, maar ook een computer of een auto.
Lang vreemd vermogen is bijvoorbeeld een hypotheek of een langlopende lening bij de bank. Maar het kan ook geld zijn dat je leent bij een vriend of een familielid.

Met kort vreemd vermogen koop je je voorraad op rekening in en betaal je later. 

De partijen van wie je geld leent, staan als crediteuren op je financieringsplan.
Ander vormen van financiering:
1.
2.
3.
4.
Leasen
lening om een duurzaam productiemiddel, bijvoorbeeld een auto te kopen. De auto wordt niet jouw eigendom, maar je huurt deze van de leasemaatschappij.
Subsidie
geld dat je ontvangt van de overheid. De overheid kent regelingen om bepaalde ondernemers te stimuleren. Gemeentes kunnen een subsidie geven als het ondernemingsidee bijvoorbeeld goed is voor de inwoners of de leefomgeving.
Investeerder
geld dat je leent bij een investeerder. Meestal is de rente lager dan bij de bank. Maar de investeerder wil een deel van de winst ontvangen.
crowdfunding
een manier van financieren waarbij de ondernemer aan de ‘crowd’ om geld vraagt. Online presenteert de ondernemer zijn bedrijfsidee. Degenen die geloven in het idee of zich betrokken voelen bij het bedrijfsidee investeren een klein bedrag.

Slide 5 - Tekstslide

3. resultatenbegroting
Overzicht van de verwachte opbrengsten en kosten in een periode.
Voorbeeld van bedrijfskosten zijn:
huurkosten, reclamekosten, energiekosten, personeelskosten, te betalen rente over leningen, afschrijvingskosten of verzekeringskosten

Slide 6 - Tekstslide

4. liquiditeitsbegroting
Zo weet je dat je genoeg 
geld hebt voor het betalen 
van facturen.
Hierin staan de verwachte inkomsten en uitgaven op een rij. 

Slide 7 - Tekstslide

5. privébegroting
Je haalt geld uit je onderneming
hierover betaal je inkomsten
belasting 
Ook voor: pensioen &
arbeidsongeschiktheid

(€ 1.245 tekort) -->

Om te kunnen leven heb je geld nodig. Daarom betaal je jezelf ook een privé salaris. Dit geld betaal je uit de winst van de onderneming

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag 
  • Maken blok 6 opdracht 1 t/m 15
  • Maken paragraaf 4 Financieel plan in ondernemingsplan.

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag
Blok 5b - Een financieel plan maken

T.boertien@ooz.nl

Slide 10 - Tekstslide

Programma
  • 10 herhalingsvragen financieel plan
  • Feedbackrondje ondernemingsplan
  • Aan de slag 

Slide 11 - Tekstslide

Wat zit er niet in een ondernemingsplan?
A
Financieringsplan
B
Investeringsbegroting
C
Resultatenbegroting
D
Eindbalans

Slide 12 - Quizvraag

Wat is geen vaste activa?
A
Bedrijfspand
B
Bedrijfsauto
C
Voorraad
D
Inventaris

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het eigen vermogen
A
Geld dat een ondernemer zelf in het bedrijf stopt
B
Geld dat een ondernemer leent
C
Inkomen
D
Een hypotheek

Slide 14 - Quizvraag

Wat zijn geen bedrijfskosten?
A
Huur van een pand
B
Energiekosten
C
Loon van personeel
D
De inkoopkosten van goederen

Slide 15 - Quizvraag

Hoe noem je het plan waarin staat hoeveel geld de startende
ondernemer moet lenen?
A
Bedrijfsplan
B
Financieringsplan
C
Marketingplan
D
Ondernemingplan

Slide 16 - Quizvraag

Nettowinst =
A
Bedrijfskosten - brutowinst
B
Brutowinst - bedrijfskosten
C
brutowinst - inkoopwaarde
D
omzet - inkoopwaarde

Slide 17 - Quizvraag

Een overzicht van alle opbrengsten en kosten staat in een
A
resultatenbegroting
B
liquiditeitsoverzicht
C
investeringsbegroting
D
financieringsplan

Slide 18 - Quizvraag

Op deze begroting maak je een inschatting van hoeveel geld je nodig hebt voor je bedrijf
A
financieringsplan
B
Investeringsbegroting
C
Resultatenbegroting
D
balans

Slide 19 - Quizvraag

Waar gaat het over in de privébegroting?
A
Resultaten rekening
B
Privéstortingen en opnames
C
Schulden op balans
D
Geld in kas en op de bank

Slide 20 - Quizvraag

Welk onderdeel van het financieel plan dat bij een ondernemingsplan hoort geeft aan hoeveel geld er elk jaar binnen komt en hoeveel geld er wordt uitgegeven?
A
Exploitatiebegroting
B
Investeringsplan
C
Financieringsplan
D
Liquiditeitsbegroting

Slide 21 - Quizvraag

Aan de slag 
  • Maken blok 6 opdracht 1 t/m 15
  • Maken paragraaf 4 Financieel plan in ondernemingsplan.

Slide 22 - Tekstslide