L'article partitif

C'est l'article partitif
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

C'est l'article partitif

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Is het delend lidwoord hetzelfde als het lidwoord dat we al kennen:
le, la, l' les ?
A
ja
B
neen

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het verschil?

Slide 4 - Woordweb

(onbepaalde hoeveelheid)

Slide 5 - Tekstslide

Traduis:
du pain
A
het brood
B
de broden
C
brood
D
de brood

Slide 6 - Quizvraag

Traduis:
de la salade

Slide 7 - Open vraag

Traduis:
des bonbons
A
snoepjes
B
snoepen
C
de snoepjes
D
het snoepje

Slide 8 - Quizvraag

Traduis:
de l'argent (tip: €)

Slide 9 - Open vraag

Faites attention!
à 3 choses...

Slide 10 - Tekstslide

1. La négation
Je n'achète pas de pain, de salade et de bonbons parce que je n'ai plus d'argent.

->> Na een ontkenning (vb. 'ne pas', 'ne plus', ...) wordt
du / de la / de l' / des  -> de / d'

Slide 11 - Tekstslide

2. La quantité
Un kilo de tomates         un litre de limonade           2 paquets de cigarettes

une bouteille d'eau        beaucoup de jeunes          3 tasses de café 
 
un verre de coca              trop de livres                         un peu de chocolat

                               ->> Na een woord van hoeveelheid wordt
                                          du / de la / de l' / des -> de / d'


Slide 12 - Tekstslide

3. les verbes d'appréciation
AIMER             = houden van; leuk vinden
ADORER         = dol zijn op                                                       + le/ la/ l'/ les
PRÉFÉRER     = verkiezen; liever hebben
DÉTESTER     = haten

- J'aime le poisson. = Ik hou van vis.
- Tu préfères la viande. = Jij hebt liever vlees.
- Nous adorons les frites! = Wij zijn dol op frietjes!
- Elle déteste les légumes! = Zij haat groenten!

Slide 13 - Tekstslide

On y va!

Slide 14 - Tekstslide

Comme dessert, je prends...
(ijs - glace - V)

Slide 15 - Open vraag

Pour rester en forme, il faut manger...
(groenten - légumes)

Slide 16 - Open vraag

Je ne mange pas ... . Je suis végétarien.
(vlees - viande - V)

Slide 17 - Open vraag

Tu peux acheter ..., s'il te plait?
(brood - pain - M)

Slide 18 - Open vraag

Je voudrais ... dans mon thé.
(een beetje suiker - un peu - sucre - M)

Slide 19 - Open vraag

Tu as soif? Tu veux ...?
(mineraalwater - eau minérale - V)

Slide 20 - Open vraag

Tom a ... frères.
(veel - beaucoup)

Slide 21 - Open vraag

Vous n'avez jamais mangé ... .
(couscous - M)

Slide 22 - Open vraag

Dans le gâteau, je dois mettre ... .
(100 gram boter - 100 grammes - beurre - M)

Slide 23 - Open vraag

Nous n'aimons pas ... .
(voetbal - foot - M)

Slide 24 - Open vraag

Je voudrais ... coca, s'il te plait.
(een glas - un verre)

Slide 25 - Open vraag

Nous détestons ... !
(spruitjes - choux de Bruxelles)

Slide 26 - Open vraag

des questions?

Slide 27 - Tekstslide