In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
T3 - Hoofdstuk 1
Ondernemingsvormen
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
Je weet welke ondernemingsvormen er bestaan.
Je weet wat de ondernemingsvormen inhouden.
Je kunt de voor- en nadelen noemen voor een ondernemer
lkjlk
lkjl
Slide 2 - Tekstslide
ONDERNEMINGSVORM of RECHTSVORM
= juridische (wettelijke) vorm van je onderneming.
Slide 3 - Tekstslide
ONDERNEMINGSVORM of RECHTSVORMEN
Geeft een antwoord op de vragen:
Wie is aansprakelijk?
Welke soort belasting (en hoeveel) moet betaald worden?
Wie heeft de leiding in de onderneming?
Welke verplichtingen zijn er?
Hoe worden besluiten genomen?
Slide 4 - Tekstslide
Wat is het onderwerp van dit thema?
A
Wat is marketing?
B
Welke ondernemingsvormen zijn er?
C
Wat zijn de delen van een ondernemingsplan?
D
Hoe maakt een onderneming winst?
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de definitie van een rechtsvorm?
A
De juridische vorm van de organisatie.
B
Een organisatie die eigen rechten en verplichtingen heeft.
C
De economische vorm van de organisatie.
D
De natuurlijke vorm van de organisatie.
Slide 6 - Quizvraag
Soorten rechtsvormen
éénmanszaak
vennootschap
Slide 7 - Tekstslide
EENMANSZAAK
Slide 8 - Tekstslide
EENMANSZAAK - voordelen
geen minimumkapitaal
geen financieel plan en geen oprichtingsakte nodig
1 eigenaar > neemt alle beslissingen
minder verplichtingen dan bij een vennootschap
weinig administratieve formaliteiten
Slide 9 - Tekstslide
EENMANSZAAK - nadelen
geen scheiding tussen het privé- en het bedrijfsvermogen = zaakvoerder is onbeperkte aansprakelijk (meer financiële risico's)
eigenaar zoekt zelf middelen om de investeringen te financieren
beperkte continuïteit (wat met opvolging van de eigenaar in geval van ziekte en/of overlijden?)
inkomsten worden belast volgens de personenbelasting (hogere tarieven dan de vennootschapsbelasting)
Slide 10 - Tekstslide
Eenmanszaak
geen aparte rechtspersoon
--> 1 natuurlijk persoon
onbeperkte aansprakelijkheid
--> privévermogen en vermogen van de zaak
Slide 11 - Tekstslide
Heeft een eenmanszaak geen of weinig minimumkapitaal nodig?
A
weinig
B
geen
Slide 12 - Quizvraag
Wanneer je kiest voor een éénmanszaak, ben je steeds beperkt aansprakelijk.
A
Juist
B
fout
Slide 13 - Quizvraag
Een éénmanszaak wordt opgericht door 1 persoon.
A
Juist
B
Fout
Slide 14 - Quizvraag
Wat betekent onbeperkt aansprakelijk?
A
Ze kunnen van jou en je partner alles afnemen.
B
Ze kunnen aan je bezittingen en aan de gemeenschappelijke.
C
Ze kunnen jullie gemeenschappelijk vermogen afpakken.
D
Ze kunnen je partner afpakken.
Slide 15 - Quizvraag
De vennootschapsbelasting is nadeliger dan de personenbelasting.
A
juist
B
onjuist
Slide 16 - Quizvraag
Heeft een eenmanszaak een groot ondernemingsrisico?
A
Ja
B
Nee
C
afhankelijk van het soort bedrijf
D
Hangt er van af hoe het met de economie gaat
Slide 17 - Quizvraag
Welk kenmerk past niet bij een eenmanszaak?
A
geen personeel
B
personenbelasting
C
slechte continuïteit
D
geen rechtspersoon
Slide 18 - Quizvraag
VENNOOTSCHAP
Slide 19 - Tekstslide
VENNOOTSCHAP - voordelen
beperkte aansprakelijkheid = een duidelijke scheiding tussen het privé- en het bedrijfsvermogen en een beperkte (minder financiële risico's)
financiële middelen kunnen worden samengebracht door meerdere personen (= het eigen vermogen) (vennoten)
inbreng kan geld, natura know-how
samenwerking met partners regelen
onbeperkte continuïteit (moet niet stoppen bij wegvallen van een bestuurder of vennoot)
winst worden belast volgens de vennootschapsbelasting (lagere tarieven dan de personenbelasting)
Slide 20 - Tekstslide
VENNOOTSCHAP - nadelen
er kan een minimumkapitaal vereist zijn
financieel plan opstellen (inleveren bij de notaris)
meer verplichtingen dan bij een eenmanszaak
meer kosten
oprichtersaansprakelijkheid: de oprichters blijven drie jaar lang aansprakelijk (Als de vennootschap binnen de drie jaar failliet gaat, kan het financieel plan door de rechtbank opgevraagd worden)
het stopzetten van een vennootschap is moeilijk
Slide 21 - Tekstslide
Vennootchap
aparte rechtspersoon
beperkte aansprakelijkheid
--> privévermogen en vermogen van de zaak zijn gescheiden
Slide 22 - Tekstslide
VENNOOTSCHAP - basissoorten
bv
nv
besloten vennootschap
naamloze vennootschap
Slide 23 - Tekstslide
Besloten vennootschap - BV
1 of meer personen
beperkte aansprakelijkheid
geen startkapitaal
aandelen op naam (met stemrecht) => niet vrij overdraagbaar (besloten)
winst onderworpen aan vennootschapsbelasting
Slide 24 - Tekstslide
Naamloze vennootschap - NV
1 of meerdere personen
beperkte aansprakelijkheid
middelgrote tot grote ondernemingen
aandelen vrij overdraagbaar
aanzienlijk startkapitaal => minstens € 61 500,00
vrij complexe regelgeving
winst onderworpen aan vennootschapsbelasting
Slide 25 - Tekstslide
Organen van een bv en nv
Slide 26 - Tekstslide
Genoeg theorie ....
Tijd om in te oefenen!
Slide 27 - Tekstslide
Een ander woord voor rechtsvormen is ....
Slide 28 - Open vraag
Van een bv
A
kan iedereen aandelen kopen.
B
kan niet iedereen aandelen kopen.
Slide 29 - Quizvraag
éénmanszaak
besloten vennootschap
naamloze vennootschap
aandelen op naam
aandelen vrij overdraagbaar
1 eigenaar
Slide 30 - Sleepvraag
Alle ondernemingsvormen betalen vennootschapsbelasting.
A
juist
B
onjuist
Slide 31 - Quizvraag
Welke ondernemingsvorm geeft aandelen uit die vrij verhandelbaar zijn?
A
nv
B
bv
C
eenmanszaak
Slide 32 - Quizvraag
onbeperkte aansprakelijkheid
beperkte aansprakelijkheid
bv
éénmanszaak
nv
Slide 33 - Sleepvraag
Het verschil tussen een nv en een bv is
A
dat de aandelen bij een nv voor iedereen te koop zijn en bij een bv niet
B
dat de aandelen bij een bv voor iedereen te koop zijn en bij een nv niet
Slide 34 - Quizvraag
Wanneer je kijkt naar de continuïteit van de onderneming, kijk je naar ...
A
wie de leiding heeft.
B
wie het werk verricht.
C
hoeveel het eigen vermogen is.
D
hoe zeker het voortbestaan van de onderneming is.
Slide 35 - Quizvraag
Als een bv of nv failliet gaat, kunnen de aandeelhouders hun geld dat ze in de onderneming staken kwijt.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 36 - Quizvraag
Binnen een éénmanszaak kan er maar 1 persoon werken?
A
Juist
B
onjuist
Slide 37 - Quizvraag
Welk soort belasting betaal je op de winst bij een eenmanszaak?
A
winstbelasting
B
personenbelasting
C
vennootschapsbelasting
Slide 38 - Quizvraag
Op de winst van een bv moet personenbelasting betaald worden.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 39 - Quizvraag
Welke vorm van vennootschap is volgens jou het beste voor een restaurant?
NV
BV
Slide 40 - Poll
Wat voor soort rechtsvorm heeft Albert Heijn?
A
éénmanszaak
B
bv
C
nv
Slide 41 - Quizvraag
Een bv heeft vrij verhandelbare aandelen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 42 - Quizvraag
Afsluiting
Leerdoelen:
Je kan de verschillende rechtsvormen omschrijven.
Je kan de kenmerken van de rechtsvormen benoemen.
Je kan de 2 van rechtsvormen opsommen.
Je kan de verschillen tussen de rechtsvormen benoemen.
Je kan de voor- en nadelen van de rechtsvormen benoemen.
Slide 43 - Tekstslide
Na deze les wil ik ...
de uitleg nog een keer horen
meer voorbeelden krijgen
meer oefeningen maken
Slide 44 - Poll
Ik zal na deze les ...
de leerstof nog eens zelfstandig bekijken
de leerstof niet meer bekijken
Slide 45 - Poll
Zouden je graag in toekomst meer gebruikmaken van deze manier van werken?
JA, zeker en vast!
Nee, helemaal niet!
Slide 46 - Poll
Exit-ticket Stel hier 2 toetsvragen over de geziene leerstof.