In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
De nieren
Thema 3 basisstof 5
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wat weet je nog van het hart?
Slide 3 - Tekstslide
Bij één omloop, stroomt het bloed.....
A
1 x door het hart
B
2 x door het hart
C
3 x door het hart
D
niet door het hart
Slide 4 - Quizvraag
Hoe stroomt het bloed in je slagaders?
A
Naar je hart toe
B
Van je hart af
Slide 5 - Quizvraag
Hoeveel kamers heeft het hart?
A
1
B
3
C
2
D
4
Slide 6 - Quizvraag
Hoe heet het bloedvat dat van het hart naar de longen gaat?
A
Longader
B
Longslagader
C
Longhaarvat
Slide 7 - Quizvraag
Hoevaak gaat het bloed door het hart?
A
1x
B
2x
C
3x
D
4x
Slide 8 - Quizvraag
Kijk naar het hart. welke harthelft is rood gekleurd?
A
linkerhelft
B
rechterhelft
Slide 9 - Quizvraag
Welke kant van het hart en de bloedsomloop is zuurstofrijk?
A
rechterkant
B
linkerkant
C
allebei de kanten
D
Slide 10 - Quizvraag
Welke kant van het hart bevat bloed dat zuurstofrijk is?
A
Links
B
Rechts
Slide 11 - Quizvraag
De nieren
BS4
Leerdoel: Je kunt de werking van de nieren benoemen
Slide 12 - Tekstslide
Afvalstoffen kwijt raken= uitscheiden
Afvalstoffen van de verbranding raakt je lichaam kwijt:
Koolstofdioxide door je longen
Water door je
- Nieren (urine)
- Huid (zweet)
- Longen (uitademen)
Slide 13 - Tekstslide
Urine
Urine bestaat uit water en afvalstoffen.
De kleur van je urine vertelt je of je genoeg drinkt.
Slide 14 - Tekstslide
Hoe werken je nieren?
Nieren zuiveren je bloed met filtertjes
Urine: water met opgeloste afvalstoffen
Blaas: tijdelijke opslagplaats van urine
Slide 15 - Tekstslide
Onderdelen mannelijk geslachtsorgaan
Plasbuis: Uitgang van het sperma en urine om lichaam te verlaten
zwellichaam:
Kan zich volzuigen met bloed en zo de erectie veroorzaken
Slide 16 - Tekstslide
Uitscheiding = afvalstoffen uit je lichaam
- Nieren (maken er urine/plas van)
- Longen (koolstofdioxide gaat uit je lichaam door uitademen)
Slide 17 - Tekstslide
Baarmoeder.
De eicellen worden door de eileiders naar de baarmoeder vervoerd.
1
Eileider
Vanuit de eierstok komt een eicel in de eileider. Deze vervoert de eicellen richting de baarmoeder
2
Eierstok
In de eierstok ontwikkelen zich de eicellen. Dat begint in de pubertijd en eindigt vanaf ong. 50 jaar. Dan raakt een vrouw in de overgang. De overgang kan enkele jaren duren.
3
Urineblaas: Opslagplaats voor urine
4
Eierstok
Ongeveer eenmaal per 4 weken komt een eicel vrij uit de eierstok.
Dit heet ovulatie of eisprong.
Meestal komt er om de beurt een eicel vrij in uit een eierstok.
3
Urinebuis: vervoert urine
5
Vagina: Opening tussen de benen van een vrouw. Komt aan de binnenkant uit in de baarmoeder. Bij geslachtsgemeenschap komt het sperma in de vagina en 'zwemmen' de zaadcellen naar de baarmoeder en de eileiders. In de eileider kan bevruchting plaatsvinden.