grammatica zinsdelen H1 t/m H6 klas 1

Grammatica
zinsdelen H1 t/m H6
woordsoorten H1 t/m H6
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
zinsdelen H1 t/m H6
woordsoorten H1 t/m H6

Slide 1 - Tekstslide

zinsdelen




- persoonsvorm (pv)
- onderwerp (ow)
- werkwoordelijk gezegde (wg)

- lijdend voorwerp (lv)
- meewerkend voorwerp (mv)
- bijwoordelijke bepaling (bwb)

Slide 2 - Tekstslide

Weet je het niet meer?
- kijk in je boek bij het juiste hoofdstuk
- lees de uitleg nog eens
- maak oefeningen 

Slide 3 - Tekstslide

lijdend voorwerp (lv)
- persoon of ding waar iets mee gebeurt
- stel de vraag
wie/wat + ow + wg?
antwoord = lijdend voorwerp

Ik geef morgen aan haar een bos bloemen.
lv = een bos bloemen

Slide 4 - Tekstslide

meewerkend voorwerp (mv)
- persoon waar je iets aan geeft
- stel de vraag
aan/voor wie + ow + wg + lv?
antwoord = lijdend voorwerp
Ik geef morgen aan haar een bos bloemen.
mv = aan haar
*let op: aan of voor schrijf je alleen op als het ook in de zin staat!

Slide 5 - Tekstslide

bijwoordelijke bepaling (bwb)
- geeft antwoord op vragen als: waar, wanneer, hoe, waarom, waardoor etc.
- zinsdelen die overblijven
- vraagwoorden zijn ook bwb
Waarom geef jij haar morgen een bos bloemen?
bwb = waarom
bwb = morgen 

Slide 6 - Tekstslide

Let op!
Schrijf het hele zinsdeel op!
Bepaal dus welke woorden bij elkaar horen.

De leerlingen van h1vb gaan morgen een leuke toets maken.

De leerlingen gaan morgen een leuke toets maken van hv1b. 
De leerlingen van hv1b gaan morgen toets een leuke maken.  


Slide 7 - Tekstslide

Overmorgen zal ik Marie een cadeau geven.
A
lv = een cadeau mv = aan Marie bwb = overmorgen
B
lv = een cadeau mv = Marie bwb = overmorgen
C
lv = Marie mv = een cadeau bwb = overmorgen
D
lv = ik mv = Marie bwb = een cadeau

Slide 8 - Quizvraag

Ik kan altijd op mijn vriendinnen rekenen.
A
lv = op mijn vriendinnen mv = ik bwb = altijd
B
lv = ik mv = op mijn vriendinnen bwb = altijd op
C
lv = - mv = - bwb = altijd bwb = op mijn vriendinnen
D
lv = - bwb = rekenen bwb = altijd bwb = op mijn vriendinnen

Slide 9 - Quizvraag

Ik hang mijn jas altijd aan de kapstok.

Noteer de persoonsvorm

Slide 10 - Open vraag

Ik hang mijn jas altijd aan de kapstok.

Noteer het onderwerp

Slide 11 - Open vraag

Ik hang mijn jas altijd aan de kapstok.

Noteer het wg

Slide 12 - Open vraag

Ik hang mijn jas altijd aan de kapstok.

Noteer het lijdend voorwerp

Slide 13 - Open vraag

Ik hang mijn jas altijd aan de kapstok.

Wat is het meewerkend voorwerp?
A
de kapstok
B
aan de kapstok
C
mijn jas
D
in deze zin staat geen meewerkend voorwerp

Slide 14 - Quizvraag

Ik hang mijn jas altijd aan de kapstok.

Noteer de bwb

Slide 15 - Open vraag

Wil je morgen voor mij wat boodschappen meenemen?

Zit er een mv in deze zin? Zo ja, welke?

Slide 16 - Open vraag

Waarom heb jij gisteren de hele dag op de bank gelegen?

Hoeveel bwb staan er in deze zin? (schrijf je antwoord op in cijfers)

Slide 17 - Open vraag

Mijn vriendin heeft dat geheim aan iedereen doorverteld.

Zit er een lv in deze zin? Zo ja, welke?

Slide 18 - Open vraag

Mijn vriendin heeft dat geheim aan iedereen doorverteld.

Zit er een mv in deze zin? Zo ja, welke?

Slide 19 - Open vraag