Mensen met aids zijn zeer gevoelig voor infecties met bacteriën. Zowel deze bacteriën als het aidsvirus vermeerderen zich in het lichaam van de patiënt. Hierbij wordt erfelijk materiaal verdubbeld.
Vindt de verdubbeling van erfelijk materiaal van de bacterie plaats in de bacterie zelf? En vindt verdubbeling van erfelijk materiaal van het virus plaats in het virus zelf?
A
zowel in de bacterie als in het virus
B
alleen in de bacterie, niet in het virus
C
alleen in het virus, niet in de bacterie
D
niet in de bacterie en ook niet in het virus
Slide 3 - Quizvraag
Virus
- Levenloos, eiwit mantel voor DNA - Dringen gastheer binnen, DNA uit de eiwitmantel zorgt ervoor dat de gastheer nieuwe virussen maakt.
Slide 4 - Tekstslide
De Coloradokever leeft onder andere op de Aardappel (Solanum tuberosum L.), op de Tomaat (Solanum lycopersum L.) en op Bitterzoet (Solanum dulcamara L.). Behoren deze planten tot hetzelfde genus (geslacht)? En tot dezelfde soort?
A
Alleen dezelfde soort
B
Zowel zelfde soort als geslacht
C
Alleen zelfde geslacht
Slide 5 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen prokaryoten en eukaryoten?
A
Prokaryoten hebben geen celwand
B
Eukaryoten zijn meercellig
C
Prokaryoten hebben geen celkern
D
Eukaryoten hebben bladgroenkorrels
Slide 6 - Quizvraag
Eukaryoten
Eukaryoten hebben altijd een celkern en celorganellen
- Celwanden bestaande uit cellulose - Chloroplasten (bladgroenkorrels)
- Eencellig: bijv. algen
- Meercellig: - Sporenplanten: wieren, mossen, paardenstaarten en varens - Vaatplanten: paardenstaarten, varens en zaadplanten
Slide 12 - Tekstslide
groenwieren (algen)
ééncellig of meercellig
voortplanting door deling of spoorvorming
geen wortels, stengels, bladeren of vaten.
boomalg
zeesla
Slide 13 - Tekstslide
Algen en wieren lijken niet op onze hedendaagse planten. Ze hebben geen wortels, stengels, bladeren. Waarom worden ze dan toch bij het plantenrijk ingedeeld?
Slide 14 - Open vraag
Welke planthoofdgroep zie je?
A
Mos
B
Algen/Wieren
C
Paardenstaart
D
Varen
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Wat is de beste onderzoeksvraag?
Je hebt gezien dat er op bomen soms mossen groeien. Het valt je op dat de mossen niet overal op de stam zitten. Met welke onderzoeksvraag kun je dit onderzoeken?
A
Waar groeien mossen?
B
Welke soorten mossen groeien op de stam?
C
Waarom groeien mossen op bomen?
D
Groeien de mossen steeds aan dezelfde kant van de stam?
Slide 17 - Quizvraag
Sporenplanten
Wortels
stengels
Bladeren
voortplanting door sporen
Onderverdeeld in:
Mossen , varens en paardenstaarten
Slide 18 - Tekstslide
Mossen
- sporen ontstaan in sporendoosjes
Slide 19 - Tekstslide
Varens hebben sporenhoopjes
Slide 20 - Tekstslide
Paardenstaarten
Ze hebben holle stengels en kleine bladeren
Sporen groeien in sporenvormende organen aan het uiteinde van de stengel.
Slide 21 - Tekstslide
Paardenstaarten
- sporen ontstaan in sporenvormende orgaantjesaan het uiteinde van de stengels
Slide 22 - Tekstslide
Indeling planten
De vaatplanten zijn de paardenstaarten, varens en zaadplanten.
Slide 23 - Tekstslide
Vaatbundels
Vaatplanten
- Systeem voor transport van stoffen - Houtvaten omhoog Vervoeren water en voedingsstoffen uit de bodem omhoog - Bastvaten beneden Vervoeren glucose naar beneden.
Slide 24 - Tekstslide
Welke planthoofdgroep zie je?
A
Mos
B
Algen/Wieren
C
Paardenstaart
D
Varen
Slide 25 - Quizvraag
Leg uit dat vaatplanten groter kunnen worden dan planten zonder transportvaten.