Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
T3H Les 9
Deutschstunde
1 / 46
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
In deze les zitten
46 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
2 videos
.
Lesduur is:
60 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Deutschstunde
Slide 1 - Tekstslide
Ich
Du
er/sie/es
wir
ihr
Sie/sie
bin
ist
sind
sind
seid
bist
Slide 2 - Sleepvraag
Ich
Du
er/sie/es
wir
ihr
Sie/sie
haben
habe
hast
hat
haben
habt
Slide 3 - Sleepvraag
hatten (haben verleden tijd)
ich hatt-e
du hatt-
e
st
er/sie/es hatt-e
wir hatt-en
ihr hatt-et
sie/Sie hatt-en
Slide 4 - Tekstslide
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
hatte
hattest
hatte
hatten
hattet
hatten
Slide 5 - Sleepvraag
Ich
Du
er/sie/es
wir
ihr
Sie/sie
werde
wird
wirst
werdet
werden
werden
Slide 6 - Sleepvraag
waren (sein verleden tijd)
ich war
du war-st
er/sie/es war
wir war-en
ihr war-t
sie/Sie war-en
Slide 7 - Tekstslide
wurden (werden verleden tijd)
ich wurd-e
du wurd-est
er/sie/es wurd-e
wir wurd-en
ihr wurd-et
sie/Sie wurd-en
Slide 8 - Tekstslide
Das Perfekt --> stark
1: ich habe gelesen ( vorm van haben )
2: ich bin gefahren ( vorm van sein)
haben: het grootste gedeelte van de werkwoorden hebben haben als hulpwerkwoord
sein: werkwoorden die een beweging uitdrukken, hebben ‘sein’ als hulpwerkwoord.
Slide 9 - Tekstslide
Let op:
Veel zwakke en sterke werkwoorden hebben haben als hulpwerkwoord.
Werkwoorden met een beweging hebben 'sein' als hulpwerkwoord.
ich bin gelaufen
wir sind viel gereist
Slide 10 - Tekstslide
timer
1:00
sein
haben
gesprochen
geschwommen
gegangen
gearbeitet
gehört
gelaufen
geschrieben
Slide 11 - Sleepvraag
Het voltooid deelwoord van kaufen
A
gekauft
B
kauft
C
kauf
D
gekaufen
Slide 12 - Quizvraag
Wie lange .......... du am Montag ..........?
A
hat trainiert
B
hast trainiert
C
haben getrainiert
D
hat trainieren
Slide 13 - Quizvraag
Ich habe Fußball ……
A
geseht
B
gesehen
C
gesahen
D
gesiehen
Slide 14 - Quizvraag
Perfekt: reisen
Du ............ immer mit dem Flugzeug......, stimmt's?
A
hast gereist
B
hast gereisen
C
bist gereist
D
bist gereisen
Slide 15 - Quizvraag
Jan hat ein neues Handy [kaufen].
A
kauf
B
kaufen
C
gekaufet
D
gekauft
Slide 16 - Quizvraag
Er hat nicht auf die Frage [antworten].
A
geantwort
B
antworten
C
geantwortet
D
antwortet
Slide 17 - Quizvraag
Max hat seine Hausaufgaben nicht [machen].
A
gemachet
B
machtet
C
gemacht
D
mach
Slide 18 - Quizvraag
Er hat früher professionell Basketball [spielen].
A
gespielt
B
gespielet
C
gespielte
D
spiel
Slide 19 - Quizvraag
Das Mädchen hat den Jungen eine Uhr [schenken]
A
schenkt
B
geschenkt
C
geschenken
D
geschenket
Slide 20 - Quizvraag
Sonya hat auf Curacao [wohnen].
A
gewohnt
B
wohn
C
gewohnen
D
gewohnet
Slide 21 - Quizvraag
Wiederholung
Grammatik A - Das Perfekt
Grammatik B - Das Präteritum von haben, sein und werden
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Aufgepasst!
We gaan nu 1 korte video bekijken, daarna volgen de vragen.
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Video
Quiz
Slide 26 - Tekstslide
Instruktion
Het voltooid deelwoord en de theorie hiervan. Wat weet je al?
Slide 27 - Tekstslide
Voltooid deelwoord kent geen verschil in een zwak of sterk werkwoord:
Stimmt
Stimmt nicht
Slide 28 - Poll
ge + stam + en
schwach
stark
Slide 29 - Poll
wohnen
gewohnt
gewonnen
Slide 30 - Poll
Instruktion
Bij de volgende vragen is het aan jullie om de juiste vorm van hebben, zijn of werden in het Duits in te vullen.
Slide 31 - Tekstslide
Gestern ... wir einen Test ... (machen) .
Slide 32 - Open vraag
... ihr diesen Sommer im Urlaub?
Slide 33 - Open vraag
... Sie im Mozarthaus, Frau Blick?
Slide 34 - Open vraag
das Perfekt
Snap je dit onderwerp en kun je dit toepassen in een zin?
A
Ja!
B
Een beetje
C
Ik snap er niks van.
Slide 35 - Quizvraag
Wir________ heute allein zu Hause.
A
bin
B
bist
C
seid
D
sind
Slide 36 - Quizvraag
Herr Müller, __________ Sie noch Zeit?
A
habe
B
haben
C
hast
D
hat
Slide 37 - Quizvraag
Daniel _________ zu spät.
A
bin
B
ist
C
bist
D
seid
Slide 38 - Quizvraag
Peter und Monika __________ heute Sport.
A
habe
B
haben
C
hast
D
hat
Slide 39 - Quizvraag
Du______ein Schüler.(sein)
Slide 40 - Open vraag
(Präteritum = verleden tijd)
Sein Haben
Ich war ich hatte
du war
st
du hatt
est
er/sie/es war er/sie/es hatte
wir war
en
wir hatt
en
ihr war
t
ihr hatt
et
sie/Sie war
en
sie/Sie hatt
en
Ich bin
gewesen
ich habe
gehabt
Slide 41 - Tekstslide
Machen:
Aufgabe 1 (Seite 33)
Aufgabe 7 (Seite 37)
Aufgabe 8 (Seite 37)
Slide 42 - Tekstslide
Klokkijken en telwoorden
Wie sp
ä
t ist es?
Es ist zehn Uhr.
Slide 43 - Tekstslide
0
Slide 44 - Video
Kloktijden
3:45
(alternatieve antwoorden mogelijk)
A
Es ist Viertel nach drei
B
Es ist Viertel vor vier
C
Es ist zehn vor vier
D
Es ist fünf nach drei
Slide 45 - Quizvraag
8:40
(alternatieve antwoorden mogelijk)
A
Es ist zwanzig vor acht
B
Es ist zwanzig nach acht
C
Es ist zwanzig vor neun
D
Es ist acht Uhr vierzig
Slide 46 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
Präteritum (verleden tijd) haben+sein+werden
September 2021
- Les met
16 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 3
3havo verleden tijd haben sein werden
Oktober 2024
- Les met
23 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
3havo verleden tijd haben sein werden
Juni 2024
- Les met
17 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
H3c. 22. März.
Maart 2021
- Les met
13 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
KW23 -3v- Umgebung und Wetter
Oktober 2023
- Les met
43 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Klasse 3..
Maart 2021
- Les met
16 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
3ma grammatik quiz
Oktober 2023
- Les met
24 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
H3 Woche 7
Februari 2021
- Les met
17 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3