Taal thema 6

Wat betekent consequent?
A
je doet wat je van tevoren zegt
B
je doet niet wat je van tevoren zegt
C
je vertelt wat je denkt
D
je communiceert zonder woorden
1 / 22
volgende
Slide 1: Quizvraag
TaalBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Wat betekent consequent?
A
je doet wat je van tevoren zegt
B
je doet niet wat je van tevoren zegt
C
je vertelt wat je denkt
D
je communiceert zonder woorden

Slide 1 - Quizvraag

Wat is verbale communicatie?
A
communiceren met gebaren
B
communiceren met woorden
C
communiceren met symbolen
D
communiceren met lichaamstaal

Slide 2 - Quizvraag

Wat betekent van nature
A
het is van de natuur
B
het gaat niet vanzelf, je moet er voor leren
C
je hebt het niet hoeven leren
D
geen idee? maar Ajax is wel de beste!

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent achterhalen?
A
ergens achter komen
B
iets ophalen in de winkel
C
geen idee hebben waar het over gaat
D
iemand ophalen

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent afstemmen op?
A
samen zingen
B
samen praten
C
geen rekeningen houden met elkaar
D
ervoor zorgen dat iets bij iets past

Slide 5 - Quizvraag

Spreken is zilver, zwijgen is goud betekent?
A
soms is het beter wanneer je niets zegt
B
je mag praten maar je mag ook zwijgen
C
je weet een antwoord niet
D
als jij het weet dan moet je het zeggen

Slide 6 - Quizvraag

De houding betekent?
A
klaarstaan om te beginnen
B
als groep op dezelfde manier staan
C
De manier waarop je je gedraagt
D
De manier waarop je staat

Slide 7 - Quizvraag

onbewogen betekent
A
zonder te bewegen
B
je op dezelfde plek bent blijven staan
C
zonder gevoel
D
zonder communicatie

Slide 8 - Quizvraag

vertwijfeld betekent?
A
wanhopig
B
actief
C
zelfverzekerd
D
twijfelen

Slide 9 - Quizvraag

het onbegrip betekent
A
dat je het begrijpt
B
dat je het niet begrijpt
C
dat je snapt wat een ander voelt
D
dat je het ergens niet mee eens bent

Slide 10 - Quizvraag

wat betekent feilloos?
A
het is fijn
B
je maakt veel fouten
C
zonder fouten
D
het is kapot

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent beschikken over?
A
gebruik maken van iets of iemand
B
nergens gebruik van maken
C
ergens kennis over hebben
D
ergens geen kennis van hebben

Slide 12 - Quizvraag

Een goed verstaander heeft maar een half woord nodig betekent?
A
je begrijpt er niets van
B
je kan iets niet verstaan
C
je hebt maar een beetje informatie nodig
D
je hoeft maar een beetje te horen

Slide 13 - Quizvraag

Van de regen in de drup betekent?
A
het gaat steeds zachter regenen
B
het gaat steeds harder regenen
C
je problemen worden kleiner
D
je problemen worden groter

Slide 14 - Quizvraag

Wanneer doe je knorren?
A
als je moppert
B
als je lacht
C
als je moe bent
D
als je vrolijk bent

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent het verband?
A
witte stof om over een wond heen te doen
B
twee dingen die met elkaar te maken hebben
C
twee dingen door elkaar halen
D
iets heeft niets met elkaar te maken

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent betrekkelijk
A
in vergelijking met iets anders
B
je betrekt iemand ergens bij
C
iemand mag niet meedoen
D
eerlijk gezegd

Slide 17 - Quizvraag

Wat betekent olijk?
A
vrolijk
B
grappig
C
verdrietig
D
zenuwachtig

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekent een wenk?
A
een opdracht
B
een moment
C
een teken
D
een bot

Slide 19 - Quizvraag

Een soortgenoot betekent?
A
iemand anders die op je lijkt
B
iemand anders die niet op je lijkt
C
een groep die samen leeft
D
alleen zijn

Slide 20 - Quizvraag

een roedel betekent?
A
een groep die samen leeft
B
iemand waar je op kan steunen
C
alleen rondlopen
D
op avontuur gaan

Slide 21 - Quizvraag

Wat betekent afbakenen
A
Een gebied aangeven
B
iets afpakken
C
ergens schuilen
D
iemand beperken

Slide 22 - Quizvraag