thema 6 week 2 les 6

taal thema 6 week 2 les 6
themawoorden
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

taal thema 6 week 2 les 6
themawoorden

Slide 1 - Tekstslide

De houding (gedrag)
A
Hoe goed je ergens in bent.
B
De manier waarop je je gedraagt tegenover anderen.
C
De indruk die je achter laat.
D
rechtop lopen

Slide 2 - Quizvraag

onbewogen
A
niet van plek veranderen
B
iets hard zeggen
C
gemeen zijn
D
zonder gevoel

Slide 3 - Quizvraag

vertwijfeld
A
overal over twijfelen
B
wanhopig zijn
C
boos zijn
D
verliefd zijn

Slide 4 - Quizvraag

het begrip
A
iets waarderen
B
iets makkelijk vinden
C
het begrijpen
D
iets moeilijk vinden

Slide 5 - Quizvraag

Waar heb jij onbegrip voor?

Slide 6 - Woordweb

feilloos
A
Je mag geen fouten maken
B
Zonder fouten
C
Veel fouten
D
nagels vijlen

Slide 7 - Quizvraag

De blik
A
een blik erwten
B
boos kijken
C
de manier waarop je kijkt
D
scheel kijken

Slide 8 - Quizvraag

betrekkelijk

''Ik vind rekenen betrekkelijk moeilijk.''
A
in vergelijking met iets anders.
B
heel erg
C
helemaal niet
D
soms

Slide 9 - Quizvraag

alhoewel
'' Ik hou niet van snoep, alhoewel ik een lolly wel lekker vind.''
A
helemaal niet
B
leugen
C
een grap
D
tegenstelling / uitzondering

Slide 10 - Quizvraag

houvast
''Ergens houvast aan hebben.''
A
iets niet leuk vinden
B
iets moeilijk vinden
C
iets waar je steun aan hebt
D
iets makkelijk vinden

Slide 11 - Quizvraag


A
Als je goed spreekt , hoef je maar weinig te zeggen.
B
Als je goed luistert, hoe je maar weinig te zeggen.
C
Iemand hoeft maar een beetje te horen om te begrijpen wat er bedoeld wordt.
D
Iemand die heel stil is.

Slide 12 - Quizvraag


A
Je kan heel lang eerlijk zijn.
B
Eerlijk zijn levert uiteindelijk het meeste op.
C
Niet goed kunnen liegen.
D
Veel liegen.

Slide 13 - Quizvraag

taal les 6
Denk je dat je de woorden wel kent?

Ja -> Je begint bij 2 ster (opdrachten 2 en 3)
Nee -> Je begint bij 1 ster (opdrachten 1 en 2)

Klaar?
Laat je schrift op tafel leggen en leg je boek terug in de kast.
Ga nog leren voor brandaan of ga stil bezig met je weektaak.

Slide 14 - Tekstslide