In een weerlegging toon je aan dat de
argumenten van de tegenstanders niet kloppen.
Voorbeelden:
1. Het is fijn dat de aarde opwarmt (standpunt), want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft, is er niets aan de hand (weerlegging).
2. Amsterdam is de mooiste stad van Nederland (standpunt). Dat komt door de grachten (argument). Het is daardoor wel druk met toeristen (tegenargument). Dit levert echter wel geld op voor de ondernemers aan die grachten (weerlegging).