doping

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Stellingen
  • Iedereen krijgt 4 stellingen over doping.
  • Lees de stellingen en bedenk of je het ermee eens bent of niet.
  • Schrijf je naam bij elke stelling.
  • Leg de stellingen bij 'EENS' of 'ONEENS' 

Slide 2 - Tekstslide

Zoek een foto van de
bijwerkingen van Anabolen en plaats die hier

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Video

Door doping verlies ik de interesse in sport?
Ja
Nee

Slide 5 - Poll

Doping zou (net als de techniek in de formule 1) een legaal onderdeel van de sport moeten worden?
Ja
Nee

Slide 6 - Poll

Iemand die betrapt is op doping moet zijn hele leven geschorst worden.
Ja
Nee

Slide 7 - Poll

Als ik een mooier lichaam wil, dan wil ik daar doping voor gebruiken.
Ja
Nee

Slide 8 - Poll

Welk van deze vormen van doping heeft het grootste effect op de prestatie van een marathonloper?
A
Anabole steroïden
B
Amfetamine
C
Bloeddoping
D
Geen van allen

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Video

Wat is WADA?
A
Weighted Anti Doping Agency
B
World Anti Doping Agency
C
Russian Anti Doping Agency
D
European Anti Doping Agency

Slide 11 - Quizvraag

Welk land was de grootste producent van verboden middelen voor 2008?
A
Rusland
B
Amerika
C
China
D
Brazilië

Slide 12 - Quizvraag

Juist of onjuist
Anabole steroïden zorgen ervoor dat je meer zuurstof kan opnemen
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Juist of onjuist
Bij bloeddoping komen er extra witte bloedcellen in het bloed
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Video

Juist of onjuist
Drugs worden via het bloed door het lichaam verspreid
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Nicotine, cafeïne, cocaïne, speed en xtc laten je hersens ..... werken
A
sneller werken
B
anders werken
C
trager werken
D
moeilijker werken

Slide 17 - Quizvraag

Wiet, alcohol, heroïne en slaapmiddelen zijn voorbeelden van..
A
bewustzijns-veranderende middelen
B
verdovende middelen
C
stimulerende middelen
D
vernietigende middelen

Slide 18 - Quizvraag

Hebben jullie wat gehad aan de informatie uit deze les?
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide