Week 3: der/die/das/die

Was wird wann benutzt?
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Was wird wann benutzt?

Slide 1 - Tekstslide

der/die/das/die:
Vandaag ga je leren:

Welke regels er zijn voor het bepalen van het geslacht van een zelfstandig naamwoord.

Pak hiervoor een schrift +jouw laptop (natuurlijk om mee te doen met de les!)

Slide 2 - Tekstslide

Wat is ook alweer een zelfstandig naamwoord?

Slide 3 - Open vraag

Frau
Junge
Pferd
Kinder
die (ev)
die (mv)
der
das

Slide 4 - Sleepvraag

Fraulich
Männlich
Sachlich
Mehrzahl
die (ev)
die (mv)
der
das

Slide 5 - Sleepvraag

Der (männlich)
Mannelijke persoons- en diernamen: der Junge, der Stier
De namen van de dagen, de maanden, de jaargetijden en de windrichtingen: der Montag, der Februar, der Sommer, der Norden

De meeste stammen van werkwoorden: der Beginn (van beginnen), der Sitz (van sitzen), der Besuch (van besuchen)

Slide 6 - Tekstslide

Die (weiblich)
Vrouwelijke persoons- en diernamen: die Oma, die Kuh
De meeste zaaknamen (dingen) die eindigen op-e: die Adresse, die Toilette, die Banknote, die Lampe
Woorden eindigend op -heit, -keit, -schaft, -ung, -ur, -ei, -ik, -ion, -tät: die Einheit, die Möglichkeit, die Freundschaft, die Zeitung, die Natur, die Polizei, die Politik, die Intonation, die Universität
De getallen: die Eins, die Zwei, die Drei, …

Slide 7 - Tekstslide

Das (sachlich)
Veel onzijdige woorden in het Nederlands (het-woorden) zijn dat in het Duits ook: das Pferd, das Fenster, das Lied, das Spiel, das Lesen.


Woorden die eindigen op -chen en -lein: das Mädchen, das Märchen, das Büchlein


Slide 8 - Tekstslide

Niveau 1 
Goede geslacht aanklikken

Slide 9 - Tekstslide

Junge
A
der
B
die
C
das
D
die (mv)

Slide 10 - Quizvraag

Februar
A
der
B
die
C
das
D
die (mv)

Slide 11 - Quizvraag

Katze
A
der
B
die
C
das
D
die (mv)

Slide 12 - Quizvraag

Kinder
A
der
B
die
C
das
D
die (mv)

Slide 13 - Quizvraag

Mädchen
A
der
B
die
C
das
D
die (mv)

Slide 14 - Quizvraag

Freundschaft
A
der
B
die
C
das
D
die (mv)

Slide 15 - Quizvraag

Spiel
A
der
B
die
C
das
D
die (mv)

Slide 16 - Quizvraag

Lesen
A
der
B
die
C
das
D
die (mv)

Slide 17 - Quizvraag

Niveau 2 
Het Duitse lidwoord intypen

Slide 18 - Tekstslide

Ergänze:
..... Freundinnen (mv)

Slide 19 - Open vraag

..... Toilette

Slide 20 - Open vraag

..... Herbst

Slide 21 - Open vraag

..... Freiheit (raar einde)

Slide 22 - Open vraag

..... Prüfung(raar einde)

Slide 23 - Open vraag

.... Onkel

Slide 24 - Open vraag

Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je een der-Wort, die-Wort, das-Wort en die-Wort vervangen?
sie
er
es
sie
die (ev)
die (mv)
der
das

Slide 25 - Sleepvraag

Feedback en feed-up!
Ik begrijp dit niet, ik heb hulp nodig
Ik begrijp dit een beetje, maar kan dit nog niet toepassen
Ik begrijp dit en kan dit redelijk toepassen
Ik weet dit, ik kan dit...ich bin superintelligent!

Slide 26 - Poll

Na dann mal los!
Buch Seite 84/85
 Aufgabe 23,24  (& 25)

Slide 27 - Tekstslide