P11 Persoonsvormen in een samengestelde zin

Welkom 2F! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • agenda
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom 2F! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • agenda

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Vandaag...
  • Terugblik
  • P11 Persoonsvormen in een samengestelde zin
  • Opdrachten maken

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Wanneer schrijf je een -s-?
2. Wanneer schrijf je -en-?
3. Wanneer schrijf je -e-?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer schrijf je een tussen -s?
  • Je schrijft een tussen -s in een samenstelling als je die hoort:
jongensboek / stationsrestauratie

  • Als je het niet kunt horen, omdat bijvoorbeeld het tweede woord met een s-klank begint, dan vul je een ander tweede woord in om te checken of er een 's' moet worden toegevoegd:
bedrijf + chef : bedrijf + kat  > bedrijfskat, dus bedrijfschef
station + straat  : station + kat > stationskat, dus stationsstraat

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je -en-?
Als het eerste deel van de samenstelling 
  • een zelfstandig naamwoord is
  • én alleen een meervoud op -n of -en heeft. 

VB: 
eik + boom = eikenboom (twee eiken)
blinde + school = blindenschool (twee blinden)
kat + bak = kattenbak (twee katten)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je -e-?
Je schrijft geen -en-, maar een -e- in de volgende gevallen:
  • Het eerste deel heeft geen meervoud: tarwebrood (1 tarwe, twee?....), benzinegeur
  • Het eerste deel verwijst naar iets waarvan er maar één is:  Koninginnedag, maneschijn.
  • Het eerste deel heeft een meervoud op -s: aspergesoep (asperge - asperges),
  • Het eerste deel heeft een meervoud op -s én -en-: ziektekiem (ziektes/ziekten), groenteboer (groenten/groentes)
  • Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord: blindedarm, knarsetanden
  • Het eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord: goed - beregoed, vol - boordevol.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvormen in een samengestelde zin
  • Enkelvoudige zin
  • Samengestelde zin 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de persoonsvormen in onderstaande zinnen. 


1. Piet zit met een colaatje in de tuin.

2. Mijn moeder doet boodschappen, daarna gaat ze naar de               kapper.

3. Waarom moeten wij altijd ons huiswerk maken?


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de persoonsvormen in onderstaande zinnen. 


1. Peter zit met een colaatje in de tuin.

2. Mijn moeder doet boodschappen, daarna gaat ze naar de               kapper.

3. Waarom moeten wij altijd ons huiswerk maken?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudige en samengestelde zinnen

Enkelvoudige zin: een zin met 1 persoonsvorm

VB: Evelien werkt bij de bakker. 


Samengestelde zin: zin met meer dan 1 persoonsvorm

VB: Evelien werkt bij de bakker, want zij bakt graag koekjes. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudige of samengestelde zin?

'Ik ben moe en ik heb geen zin om te gaan trainen.'
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 12 - Quizvraag

Verander tijd: 'Ik was moe en had geen zin om te gaan trainen'.

'Ben' en 'heb' veranderen, dus 2 persoonsvormen, dus samengestelde zin. 

Merk op dat in allebei de zinnen het onderwerp naast de persoonsvorm staat. Het zijn dus allebei hoofdzinnen. 
De persoonsvorm in een samengestelde zin kun je vinden door..
A
te vragen wie het doet
B
de zin te husselen
C
de zin in een andere tijd te zetten
D
de zin vragend te maken

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm in samengestelde zinnen

  • Verander de gehele zin van tijd
  • De werkwoorden die veranderen > persoonsvorm(en).
  • Overige werkwoorden zijn: vd, od, inf

In het verleden hebben (hadden) robots vooral klusjes uitgevoerd in en om ons huis, maar het lijkt (leek) erop dat op den duur zelfs onze auto’s robots zullen (zouden) zijn.


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Persoonsvorm         > T.T.
                                       


                                        > V.T.


Geen persoonsvorm   >    voltooid deelwoord ('t Kofschip)
                                           >    onvoltooid deelwoord ( hele ww + d)








1. Ik of jij/je erachter = ik-vorm
2. ev: jij/hij/zij/het = ik-vorm + t
3. mv: wij/jullie/zij = hele werkwoord
Sterke werkwoorden: veranderen van klank 
Zwakke werkwoorden: ik-vorm + te(n)/de(n)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is het onderstreepte werkwoord de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pv tt) of het voltooid deelwoord (vd)?

Dat is nog nooit gebeurd!
_______
A
pv tt
B
vd

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is het onderstreepte werkwoord de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pv tt) of het voltooid deelwoord (vd)?

Rob bestelt bij een snackbar een frikandel speciaal.
______
A
pv tt
B
vd

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen!
Noteer eerst de vorm (pvtt, pvvt, vd, inf, bn) en noteer daarna de juiste spelling.
  1. De NS ... (berichten) de reizigers gisteren te laat over de ontstane vertraging, waardoor ze een uur ... (staan) te ... (wachten) in de kou.
  2. De ... (opscheppen) ravioli was te veel ... (afkoelen), waardoor het eten de gasten niet meer ... (smaken).
  3. ... (vinden) je dat de receptionist je vragen inmiddels correct ... (beantwoorden)?
  4. Evelien ... (reageren) verbaasd, als haar vriendin ... (e-mailen) in plaats van appen. 
  5. Albert ... (vermoeden) dat zijn zus zich overal mee ... (bemoeien). 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Maak opdracht 1 t/m 3 in het boek (blz. 262/263)
Cursus 7 - Spelling - P11 Persoonsvormen in een samengestelde zin

Klaar?
  • lezen in je leesboek
  • kies een puzzel (blz. 272 - 291)
  • maak een samenvatting

timer
25:00

Slide 19 - Tekstslide

Engelse werkwoorden:
  • mailen
  • checken
  • tackelen
  • squashen
  • streetdancen
  • chillen
  • faken
  • joggen
  • lunchen
Huiswerk
Donderdag 6 juni:
  • P11: opdr. 1 t/m 3
  • P10 nakijken (Teams)

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies