Woorden H3- afleiding

Woordenschat H3
  • Herhaling achtervoegsel
  • Afleiding
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordenschat H3
  • Herhaling achtervoegsel
  • Afleiding

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling achtervoegsel
Weten jullie nog:
Als je een achtervoegsel toevoegt  aan een grondwoord, krijg je een woord met een nieuwe betekenis.

Voorbeelden achtervoegsel:
-loos,   -ing,   -in,   -es,   -ster,   -achtig,   -ig,   -lijk,   -tje,   -zaam,   
-baar               !! verkleinwoorden hebben altijd een achtervoegsel

Slide 2 - Tekstslide

Maak bij onderstaand grondwoord een goed achtervoegsel, zodat je een nieuw woord hebt.

KANS

Slide 3 - Open vraag

Maak bij onderstaand grondwoord een goed achtervoegsel, zodat je een nieuw woord hebt.

KLEIN

Slide 4 - Open vraag

Maak bij onderstaand grondwoord een goed achtervoegsel, zodat je een nieuw woord hebt.

VOETBAL (de mannelijke vorm)

Slide 5 - Open vraag

Maak bij onderstaand grondwoord een goed achtervoegsel, zodat je een nieuw woord hebt.

water

Slide 6 - Open vraag

Maak bij onderstaand grondwoord een goed achtervoegsel, zodat je een nieuw woord hebt.

ACHTER

Slide 7 - Open vraag

Afleiding=
Van een zelfstandig naamwoord  ZN ( = woorden waar je de-het-een voor kan zetten) kun je een bijvoeglijk naamwoord BN
(= zeggen iets extra's over een zelfstandig naamewoord) maken. Je doet dat met een achtervoegsel.
Het BN is dan een AFLEIDING van het ZN
! Soms moet je daarvoor een letter toevoegen of weglaten

Slide 8 - Tekstslide

Afleiding=
Voorbeelden:

ZN:                                                      BN:
(de) leugen                                      leugenachtig
(het) schrift                                     schriftelijk
(de) droom                                       droomachtig

Slide 9 - Tekstslide

Maak van onderstaand zelfstandig naamwoord een bijvoeglijk naamwoord.

SPRAAK

Slide 10 - Open vraag

Maak van onderstaand zelfstandig naamwoord een bijvoeglijk naamwoord.

KIND

Slide 11 - Open vraag

Maak van onderstaand zelfstandig naamwoord een bijvoeglijk naamwoord.

WET

Slide 12 - Open vraag

Maak van onderstaand zelfstandig naamwoord een bijvoeglijk naamwoord.

MOUW

Slide 13 - Open vraag

Maak bij onderstaand grondwoord een goed voor- en achtervoegsel, zodat je een nieuw woord hebt.
SCHULD

Slide 14 - Open vraag

Maak van onderstaand zelfstandig naamwoord een bijvoeglijk naamwoord.

HOOP

Slide 15 - Open vraag

Maak van onderstaand zelfstandig naamwoord een bijvoeglijk naamwoord.

SCHULD

Slide 16 - Open vraag

Maak van onderstaand zelfstandig naamwoord een bijvoeglijk naamwoord.

GELUK

Slide 17 - Open vraag

Maak van onderstaand zelfstandig naamwoord een bijvoeglijk naamwoord.

WETENSCHAP

Slide 18 - Open vraag

Nederland, België en Frankrijk
A
Nederlandse, Belgische en Frankische steden
B
Nederlandse, Belgse en Franse steden
C
De Nederlandse, Belgische en Franse vlag
D
De Nederlandse, Belgise en Frankische vlag

Slide 19 - Quizvraag