In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Gedaan in periode 1: GETALLEN!
Slide 2 - Tekstslide
Getallen verzameld
Slide 3 - Tekstslide
Oefenen voor de toets van deze week
We lopen de stof even door, stel waar nodig vragen. Na een slide volgt steeds een quizvraag. Deze maak je in je schrift of op kladpapier en daarna geef je het antwoord via je laptop.
Slide 4 - Tekstslide
die wiskunde toets van deze week....
A
puzzelen, daar heb ik gewoon zin in!
B
zie ik met vertrouwen tegemoet
C
vind ik best spannend
D
ik heb nog wel wat voorbereiding te doen
Slide 5 - Quizvraag
Delers en veelvouden
Veelvouden van 3 zijn 3, 6, 9, 12 enz.
Delers van 24:
24
1 | 24
2 | 12
3 | 8
4 | 6
Slide 6 - Tekstslide
Hoeveel delers heeft 15 ?
Slide 7 - Open vraag
priemgetal = getal met 2 delers
Ieder getal is te schrijven als een vermenigvuldiging van priemgetallen (2, 3, 5, 7 enz.) of is er zelf een.
Kijk maar: 12 = 2 x 2 x 3
of:
15 = 3 x 5
28 = 2 x 2 x 7
(let op: 1 is geen priemgetal, dat zou ook nooit stoppen)
Slide 8 - Tekstslide
Schrijf 100 als vermenigvuldiging van priemgetallen
Slide 9 - Open vraag
Breuken en decimalen
Om breuken goed te kunnen vergelijken kun je ze altijd GELIJKNAMIG maken:
Of gewoon logisch nadenken:
Slide 10 - Tekstslide
A
>
B
<
C
=
Slide 11 - Quizvraag
Decimaal getal
Is een komma-getal. Het aantal decimalen is het aantal cijfers achter de komma.
21,653
Afronden ...
Bij vermenigvuldigen met 10 schuift de komma op, naar ?
Bij delen door 10 (of x 0,1) schuift de komma op, naar ?
Slide 12 - Tekstslide
Rond af op 2 decimalen: 12,31674329
Slide 13 - Open vraag
0,7 x 0,3 =
A
2,1
B
0,21
C
0,021
D
0,28
Slide 14 - Quizvraag
Breuk --> decimaal getal --> %
52=0,4=40%
Slide 15 - Tekstslide
Schrijf als decimaal getal:
20088
Slide 16 - Open vraag
Negatieve getallen
Bij optellen en aftrekken: denk bij twijfel aan de heks
- 4 - - 11 =
Bij vermenigvuldigen en delen: denk aan de 4 gevallen
pos x pos = pos
pos x neg = neg & neg x pos = neg
neg x neg = pos
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
−2−−11=
A
9
B
-9
C
13
D
-13
Slide 19 - Quizvraag
A
-4
B
13
C
-19
D
-13
Slide 20 - Quizvraag
A
37
B
-37
C
1
D
-1
Slide 21 - Quizvraag
Schaal
1 : ...
1cm in het 'model' is ... cm in het echt
Slide 22 - Tekstslide
Schaal model 1 : 8 Model is 67,5 cm lang. De F1 bolide is dus...
A
tussen 3 en 4 m lang
B
tussen 4 en 5m lang
C
tussen 5 en 6m lang
D
tussen 6 en 7m lang
Slide 23 - Quizvraag
en tot slot: de uitsmijters!!!!
Wie durft een poging te wagen?
Slide 24 - Tekstslide
(−21)4
Slide 25 - Open vraag
(0,5)3⋅(−3,5−−2,5)11=
Slide 26 - Open vraag
Nog even oefenen voor toets
Bedenk wat je nog moeilijk vond:
- Delers, veelvouden, priem (H2)
- Breuken en decimale getallen (H2 en 7)
- Machten (H7.2 en 8.5)
- Negatieve getallen optellen en aftrekken (H8.2 en 8.3)
- Negatieve getallen x en : (H8.4)
Slide 27 - Tekstslide
Meer oefenen nog:
OEFENTOETS aan het eind van elk hoofdstuk
Nakijken gewoon in je uitwerkingenboek (even zoeken naar de juiste blz.)
Kijk steeds terug naar de paragraaf in je boek als je iets niet begrijpt