Verbo gustar

VERBO GUSTAR
---VERBO GUSTAR---
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

VERBO GUSTAR
---VERBO GUSTAR---

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Tarea=opdracht
hacer el ejercicio 4 y 5 in tweetallen in de digitale omgeving
timer
10:00

Slide 7 - Tekstslide

Wat betekent gustar?
A
leuk vinden
B
houden van
C
lekker vinden
D
alle drie

Slide 8 - Quizvraag

Me gusta el chocolate

Slide 9 - Tekstslide

Of het gusta of gustan moet zijn, hangt af van:
A
de persoon die iets mooi/leuk/lekker vindt
B
wat het onderwerp van de zin mooi/leuk/lekker vindt

Slide 10 - Quizvraag

Nos gusta el chocolate
Te gustan las motos

Slide 11 - Tekstslide

De woordvolgorde in zinnen met gustar kan:
A
op één manier
B
op twéé manieren

Slide 12 - Quizvraag

Te gusta el chocolate
El chocolate te gusta

Slide 13 - Tekstslide

In een ontkennende zin zet je no:
A
voor "me, te, le"
B
tussen "me, te, le" en gustar

Slide 14 - Quizvraag

No le gusta el chocolate
El chocolate no le gusta

Slide 15 - Tekstslide

LET OP!
Je gebruikt "gustar" in het enkelvoud als er 
een heel werkwoord na het werkwoord "gustar"staat.
- Me gusta ir a las tiendas -

Slide 16 - Tekstslide

EJERCICIO
Koppel de vormen van het werkwoord "gustar" met 
de persoonlijke voornaamwoorden

Slide 17 - Tekstslide

El verbo gustar
Sleep het Spaanse woord naar de Nederlandse vertaling. 
yo
él/ella
le
me
te

Slide 18 - Sleepvraag

EJERCICIO
Koppel de werkwoord "gustar" in meervoud of enkelvoud 
met het onderwerp.

Slide 19 - Tekstslide

El verbo gustar
Sleep het Spaanse woord naar de Nederlandse vertaling. 
escuchar música
el chocolate
los gatos
la pizza
las albóndigas
la guitarra
gustan
gusta
gusta
gustan
gusta
gusta

Slide 20 - Sleepvraag

Tarea
Welke vorm van gustar ontbreekt?

Slide 21 - Tekstslide


Me ____(gustar)____ los hoteles.

Slide 22 - Open vraag


Nos ____(gustar)____ la sandía.

Slide 23 - Open vraag


¿Te ____(gustar)____ ir de compras?

Slide 24 - Open vraag


¿Os ____(gustar)____ la pizza?

Slide 25 - Open vraag


¿Te ____(gustar)____ las canciones románticas?

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Video

Maak een zin met "gustar".
(me-te-le-nos-os-les)

Slide 28 - Open vraag