Leestekens

Leestekens
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Leestekens

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn leestekens?
Een leesteken laat aan de lezer zien hoe een zin gelezen moet worden. Zonder leestekens zou dit namelijk vaak onduidelijk zijn. 

Dus leestekens helpen ons bij het lezen.

Wie kan voorbeelden noemen een leesteken? 

Slide 2 - Tekstslide

Leestekens
1.  Hoofdletter. Aan het begin van een zin, naam en merknaam, aardrijkskundige namen, feestdagen.
2. Punt. Gebruik je aan het eind van een zin. 
3. Vraagteken. Als de zin vragend is. 
4. Komma. Als een zin uit twee delen bestaat en bij een opsomming.
5. Aanhalingstekens. '.............'.  Als iemand iets letterlijk heeft gezegd gebruik je ze aan het begin en eind van de zin. 

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdletter
1. Aan het begin van elke zin.
Bijvoorbeeld: De man laat de hond uit. 
2. Een eigen naam of merknaam.
Bijvoorbeeld: Sharon, Max, De Vries, Nike, Apple
3. Aardrijkskundige namen: straat, stad, land, werelddeel, rivier, enz.
Bijvoorbeeld: Kerkstraat, Amersfoort, Spanje, Europa, Maas. 
4. Feestdagen
Bijvoorbeeld: Pasen, Kerstmis, Hemelvaart

Slide 4 - Tekstslide

Even oefenen
Lees de onderstaande tekst.
Welke woorden moeten met een hoofdletter worden geschreven? 
Schrijf die woorden op een blaadje. 

ken jij het land zwitserland? het is een prachtig land. er zijn bomen, bergen en meren. er zijn ook dingen die je niet meteen ziet. op de bodem van een paar meren liggen veel oude bommen en kogels. die liggen er al heel lang. ze moeten weg. waarom moet dat? en hoe moet dat? 

Slide 5 - Tekstslide

Nakijken
Ken jij het land Zwitserland? Het is een prachtig land. Er zijn bomen, bergen en meren. Er zijn ook dingen die je niet meteen ziet. Op de bodem van een paar meren liggen veel oude bommen en kogels. Die liggen er al heel lang. Ze moeten weg. Waarom moet dat?  En hoe moet dat? 

Heb jij ze alle 10 opgeschreven? 

Slide 6 - Tekstslide

Punt 
Een punt is ook een leesteken. 

Met een punt eindig je een zin.

Een punt schrijf je dus altijd aan het einde van een zin. 

Slide 7 - Tekstslide

Even oefenen
Je ziet nu de hoofdletters staan. Na welk woord komt er een punt?  1. Schrijf dat woord op.  2. Welke leestekens zie je nog meer?
In een paar meren in Zwitserland liggen oude bommen en kogels Het zijn er heel veel Hoe komen al die bommen en kogels in die meren? Vroeger waren er twee grote oorlogen Dat waren de Eerste Wereldoorlog en de Tweede Wereldoorlog Na die oorlogen had het leger van Zwitserland veel bommen en kogels over Die konden niet meer gebruikt worden Dus het leger wilde ervan af Deskundigen zeiden: ‘De bommen en kogels kun je wel in de meren dumpen Dat is een veilige plek’ 

Slide 8 - Tekstslide

Nakijken 
In een paar meren in Zwitserland liggen oude bommen en kogels. Het zijn er heel veel. Hoe komen al die bommen en kogels in die meren? Vroeger waren er twee grote oorlogen. Dat waren de Eerste Wereldoorlog en de Tweede Wereldoorlog. Na die oorlogen had het leger van Zwitserland veel bommen en kogels over. Die konden niet meer gebruikt worden. Dus het leger wilde ervan af. Deskundigen zeiden: ‘De bommen en kogels kun je wel in de meren dumpen. Dat is een veilige plek.’ 
1.  Had je alle 9 punten op de juiste plek? 
2. Andere leestekens in de tekst zijn; vraagteken en aanhalingstekens. 

Slide 9 - Tekstslide

Vraagteken
Een vraagteken is ook een leesteken. 
Een vraagteken schrijf je in plaats van een punt. 
Met een vraagteken geef je aan dat een zijn vragen is.

Bijvoorbeeld: Weet jij hoe laat het is? 

Slide 10 - Tekstslide

Even oefenen
Waar hoort een vraagteken? 
Schrijf het woord op waarna een vraagteken komt. 

De regering van Zwitserland wil de bommen uit de meren hebben. Hoe krijgen ze de bommen uit het water. Dat is niet makkelijk. Want kom je dicht bij de bommen. Dan kunnen ze ontploffen. Dat is gevaarlijk voor de mensen die de bommen opruimen. En zou het ook gevaarlijk zijn voor de dieren en planten in het meer. Ook is het duur om de bommen op te ruimen. 


Slide 11 - Tekstslide

Nakijken
De regering van Zwitserland wil de bommen uit de meren hebben. Hoe krijgen ze de bommen uit het water? Dat is niet makkelijk. Want kom je dicht bij de bommen? Dan kunnen ze ontploffen. Dat is gevaarlijk voor de mensen die de bommen opruimen. En zou het ook gevaarlijk zijn voor de dieren en planten in het meer? Ook is het duur om de bommen op te ruimen. 

Slide 12 - Tekstslide

Komma
Een komma is ook een leesteken. 
1. Je gebruikt een komma als een zin eigenlijk uit twee zinnen bestaat.
Bv.: Jerry werkt niet in de supermatkt, maarYasmin wel.
1. Bij een opsomming:
Bv.: We eten vandaag aardappelen, vlees, groenten en vla toe.
Tip: Gebruik een komma waar je een pauze in de zin hoort.  

Slide 13 - Tekstslide

Even oefenen
Opdracht: Schrijf het woord op waarna een komma moet. 
Vroeger was het heel normaal om oude munitie in de zee of een meer te storten. Ook in Nederland is dat gebeurd. Na de Tweede Wereldoorlog en tussen 1960 en 1967 werden er grote hoeveelheden munitie gedumpt. De munitie ligt in de Noordzee bij IJmuiden Hoek van Holland en in de Oosterschelde bij Zierikzee. Het gaat om kogels landmijnen en granaten. Deze waren overbodig geworden. Op de plekken waar de munitie ligt geldt overigens een verbod om te varen voor anker te gaan te duiken of te vissen. 

Slide 14 - Tekstslide

Nakijken
Vroeger was het heel normaal om oude munitie in de zee of een meer te storten. Ook in Nederland is dat gebeurd. Na de Tweede Wereldoorlog en tussen 1960 en 1967 werden er grote hoeveelheden munitie gedumpt. De munitie ligt in de Noordzee, bij IJmuiden, Hoek van Holland en in de Oosterschelde bij Zierikzee. Het gaat om kogels, landmijnen en granaten. Deze waren overbodig geworden. Op de plekken waar de munitie ligt geldt overigens een verbod om te varen, voor anker te gaante duiken of te vissen. 
Er ontbraken dus 5 komma's in de tekst. 

Slide 15 - Tekstslide

Aanhalingstekens 
Het teken 'is een aanhalingsteken.
Je gebruikt een aanhalingsteken om te laten zien dat iemand iets letterlijk heeft gezegd. 
Je begruikt en aanhalingsteken aan het begin en aan het eind van wat er letterlijk gezegd wordt.
Bijvoorbeeld: De juf zegt: 'We gaan nu oefenen'. 

Slide 16 - Tekstslide

Even oefenen. 
Opdracht: schijf de hele zin op of het eerste + het laatste woord van wat letterlijk gezegd wordt. 

Nu wil de Zwitserse overheid de oude bommen en kogels toch uit de meren halen, omdat het gevaarlijk is. Het zorgt voor milieuschade en veel munitie is nog explosief, zegt Ad van Riel, directeur van REASeuro, een Nederlands bedrijf dat misschien gaat helpen bij het opruimen.
Vanaf de Eerste Wereldoorlog tot 1990 vonden de meeste landen het heel normaal om oude munitie in het water te dumpen, zegt Gerard Zondervan. Hij werkt ook bij REASeuro, als munitie-expert. Sinds 1990 zijn dumpingen in zee wereldwijd verboden. Sindsdien verschepen veel landen hun oude munitie naar ontwikkelingslanden waar ze de munitie gecontroleerd tot ontploffing brengen. Op dit moment gaat veel van deze munitie ook naar Oekraïne, zegt Zondervan.

Slide 17 - Tekstslide

Nakijken
 Nu wil de Zwitserse overheid de oude bommen en kogels toch uit de meren halen, omdat het gevaarlijk is. 
‘Het zorgt voor milieuschade en veel munitie is nog explosief’, zegt Ad van Riel, directeur van REASeuro, een Nederlands bedrijf dat misschien gaat helpen bij het opruimen. 
‘Vanaf de Eerste Wereldoorlog tot 1990 vonden de meeste landen het heel normaal om oude munitie in het water te dumpen’, zegt Gerard Zondervan. Hij werkt ook bij REASeuro, als munitie-expert. 
Sinds 1990 zijn dumpingen in zee wereldwijd verboden. Sindsdien verschepen veel landen hun oude munitie naar ontwikkelingslanden waar ze de munitie gecontroleerd tot ontploffing brengen. ‘Op dit moment gaat veel van deze munitie ook naar Oekraïne’, zegt Zondervan.


Slide 18 - Tekstslide

Dus wat zijn leestekens? 
1.  Hoofdletter. Aan het begin van een zin, naam en merknaam, aardrijkskundige namen, feestdagen.
2. Punt. Gebruik je aan het eind van een zin. 
3. Vraagteken. Als de zin vragend is. 
4. Komma. Als een zin uit twee delen bestaat en bij een opsomming.
5. Aanhalingstekens. '.............'.  Als iemand iets letterlijk heeft gezegd gebruik je ze aan het begin en eind van de zin. 

Slide 19 - Tekstslide

Diagnostische toets 
Maak deze toets om te laten zien wat je al kunt en kent.
Tip: Werk zo nauwkeurig mogelijk. 

Klaar?
Ga zelfstandig aan het werk
maak deel 2 van het introboekje klas 4
en
werk verder in je deviant boek 

Slide 20 - Tekstslide