Les 11 - Katrollen en takels

Les 11 - Katrollen en takels
Bekijk het filmpje en maak daarna het testje
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Les 11 - Katrollen en takels
Bekijk het filmpje en maak daarna het testje

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Is het kleine katrolletje een vaste of losse katrol?
A
Vaste
B
Losse

Slide 3 - Quizvraag

Hoeveel katrollen heb je nodig als je 200N aan kracht levert en je wilt 1200N ophijsen?
A
1
B
4
C
6
D
8

Slide 4 - Quizvraag

Je ziet maar de helft van een takel met 6 katrollen er lopen 12 kabels omhoog.
Stel de lastkracht is 1200kN.
Wat is de werkkracht?
A
100 kN
B
109 kN
C
200 kN
D
1200 kN

Slide 5 - Quizvraag

Je ziet drie takels.
Hoe zit het met het aantal katrollen en de spierkracht?
A
Bij takel a moet je 3x zo veel spierkracht leveren om de last op te tillen
B
Bij takel b moet je 4x minder spierkracht leveren om de last op te tillen.
C
Bij takel c moet je 7x minder spierkracht leveren om de last op te tillen
D
Bij takel a moet je 4x minder spierkracht leveren om de last op te tillen

Slide 6 - Quizvraag

Welke zin is niet waar over een vaste katrol?
A
Een vaste katrol zit meestal vast aan een muur of plafond.
B
Een vaste katrol verkleint de kracht om iets op te tillen.
C
Een takel kan meerdere vaste katrollen hebben.

Slide 7 - Quizvraag

Je ziet drie takels.
Hoe zit het met het aantal katrollen en de hijsafstand?
A
takel a 3 x, b, 4 x en c 6 x langere hijsafstand
B
takel a 3 x, b, 4x en c 6 x kortere hijsafstand
C
takel a, b, en c hebben een even lange hijsafstand

Slide 8 - Quizvraag

Hoeveel Newton weegt een voorwerp als je, met 3 katrollen, een kracht van 600N moet leveren?
A
400N
B
1200N
C
1800N
D
200N

Slide 9 - Quizvraag

Je hebt een dubbele takel met in totaal vier katrollen. Hoe groot is de kracht als je een massa van 10 kg ophijst ?
A
25 N
B
12 N
C
8 N
D
200 N

Slide 10 - Quizvraag

Is het kleine katrolletje een vaste of losse katrol?
A
Vaste
B
Losse

Slide 11 - Quizvraag

Een leerling trekt een massablok van 2 kg op.

Hoeveel losse katrollen heeft deze takel?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 12 - Quizvraag

In een takel zitten meerdere katrollen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Uit hoeveel losse katrollen bestaat deze takel
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 14 - Quizvraag

De persoon hiernaast tilt zichzelf op.
Kan dit ook in het echt?
A
Ja, maar dat kost meer spierkracht dan in het touw klimmen
B
Nee, als je aan het touw trekt ga je juist naar beneden
C
Ja, door de katrollen heb je minder kracht nodig
D
Nee, je kunt jezelf nooit optillen

Slide 15 - Quizvraag

18. Een leerling trekt een massablok van 2 kg op.

b. Hoeveel losse katrollen heeft deze takel?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 16 - Quizvraag

Einde van les 11
Je hebt in deze les geleerd:
  • wat het verschil is tussen vaste en losse katrollen;
  • dat je spierkracht met een katrol of takel kunt overbrengen naar een grotere werkkracht;
  • dat je berekeningen kunt doen aan katrollen.

Slide 17 - Tekstslide

Ik beheers de leerdoelen die hiervoor zijn genoemd!
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll