Hoofdstuk 7
1 / 38
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Een sportshirt is afgeprijsd van 45 euro voor 36 euro.
Het kortingspercentage is:
Het kortingspercentage is:
A
9 %
B
15 %
C
20 %
D
25 %
Slide 3 - Quizvraag
De consumentenprijs is € 135,52
De btw is 21%.
Bereken de verkoopprijs.
Sleep het goede antwoord hier naar toe!
De consumentenprijs is € 135,52
De btw is 21%.
Bereken de btw.
Sleep het goede antwoord hier naar toe!
€ 163,98
€ 112,00
€ 28,46
€ 23,52
Slide 4 - Sleepvraag
Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag
Voor je kledingzaak koop je een jas in voor € 55. Je rekent 75% brutowinstopslag.
Bereken het bedrag van de brutowinstopslag
Voor je kledingzaak koop je een jas in voor € 55. Je rekent 75% brutowinstopslag.
Bereken het bedrag van de brutowinstopslag
A
€ 96,25
B
€ 13,75
C
€ 41,25
Slide 5 - Quizvraag
De prijs inclusief btw is € 21,80. De BTW is 9%.
Wat is de netto-verkoopprijs?
Wat is de netto-verkoopprijs?
A
€ 23,76
B
€ 23,11
C
€ 20,--
D
€ 19,84
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
Netto winst
A
Brutowinst - bedrijfskosten
B
(Nieuw - oud) : oud x 100
C
Netto - winst
D
Omzet - inkoopwaarde
Slide 8 - Quizvraag
Brutowinst =
A
omzet
B
afzet
C
omzet - inkoopwaarde vd omzet
D
afzet x verkoopprijs
Slide 9 - Quizvraag
Omzet
____________________ -
____________________ -
Netto winst
Bruto winst
Inkoopwaarde
Bedrijfskosten
Afschrijving
Huurkosten
Slide 10 - Sleepvraag
Formule kostprijs =
A
C/N + V/W
B
V/W
C
C/N
D
W/V
Slide 11 - Quizvraag
Wat is een afschrijving?
A
waardevermeerdering
B
boekwaarde
C
restwaarde
D
waardevermindering
Slide 12 - Quizvraag
De aanschafwaarde van een auto is € 27.500,-
Je gaat de auto afschrijven met 25% van de boekwaarde. Wat is de boekwaarde van deze auto aan het begin van jaar 3?
Je gaat de auto afschrijven met 25% van de boekwaarde. Wat is de boekwaarde van deze auto aan het begin van jaar 3?
A
€ 6.875
B
€ 8.701,17
C
€ 15.468,75
D
€ 13.750,0
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Een kolom in Excel staat...
A
Verticaal
B
Horizontaal
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Open vraag
Slide 20 - Open vraag
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Staafdiagram
Beelddiagram
Lijndiagram
Slide 23 - Sleepvraag
Slide 24 - Tekstslide
Lijndiagram.
Wat was de omzet in juni?
Wat was de omzet in juni?
A
5
B
370
C
12
D
50000
Slide 25 - Quizvraag
Waar zie je een lijndiagram?
A
B
C
D
Slide 26 - Quizvraag
Slide 27 - Tekstslide
Beelddiagram.
Hoeveel posters zijn er op vrijdag verkocht?
Hoeveel posters zijn er op vrijdag verkocht?
A
7
B
70
C
360
D
252
Slide 28 - Quizvraag
welke diagram gebruik je als het verloop van de gegevens in tijd van belang is ?
A
Staafdiagram
B
Beelddiagram
C
Cirkeldiagram
D
Lijndiagram
Slide 29 - Quizvraag
Slide 30 - Open vraag
Een cirkeldiagram is altijd
A
100%
B
10%
C
in gelijke stukken verdeeld
D
360 graden
Slide 31 - Quizvraag
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Bereken in % nationale inkomen in 2018 (ten opzichte van 2017)
2016
2017
2018
2019
100
107,6
111,8
114,9
A
17,6%
B
3,9%
C
2,6%
D
4,2%
Slide 34 - Quizvraag
Wat kan je met een indexcijfer?
A
gemakkelijk zien hoeveel km per uur je gaat
B
gemakkelijk procentuele veranderingen aflezen
C
gemakkelijk zie hoe snel iets gaat
D
gemakkelijk geld berekenen
Slide 35 - Quizvraag
wat is de formule van het indexcijfer
A
basisjaarverslagjaar⋅100
B
verslagjaarbasisjaar⋅100
C
verslagjaarbasisjaar−100
Slide 36 - Quizvraag
Wat is het indexcijfer van 2013?
A
94
B
95
C
96
D
97
