Eerst oefenen par. 7.1

Op de tekening zie je een deel van een renbaan. Hoeveel paardenbenen zie je?
1 / 17
volgende
Slide 1: Open vraag
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Op de tekening zie je een deel van een renbaan. Hoeveel paardenbenen zie je?

Slide 1 - Open vraag

Hoeveel paarden rennen er?

Slide 2 - Open vraag

Als er 12 paardenbenen te zien zouden zijn, hoeveel paarden zouden er dan zijn?

Slide 3 - Open vraag

Als er 4 paardenbenen te zien zouden zijn, hoeveel paarden zouden er dan zijn?

Slide 4 - Open vraag

Als er 8 paardenbenen te zien zouden zijn, hoeveel paarden zouden er dan zijn?

Slide 5 - Open vraag

Als er 36 paardenbenen te zien zouden zijn, hoeveel paarden zouden er dan zijn?

Slide 6 - Open vraag

Maak de regel in woorden af.
Het aantal paardenbenen gedeeld door ...... is het aantal paarden.

Slide 7 - Open vraag

Bauke Mollema fietst met een snelheid van 40 kilometer per uur.
Hoeveel kilometer rijdt hij in drie uur?
Typ de berekening en het antwoord.

Slide 8 - Open vraag

Bauke Mollema fietst met een snelheid van 40 kilometer per uur.
Hoeveel kilometer rijdt hij in zes uur?

Slide 9 - Open vraag

Bauke Mollema fietst met een snelheid van 40 km per uur.
Maak de regel in woorden af:
Het aantal uur keer ... is gelijk aan het aantal kilometers

Slide 10 - Open vraag

Bauke Mollema fietst met een snelheid van 40 kilometer per uur.
Hoeveel uren heeft hij gereden als hij 440 km heeft gereden? Typ de berekening en het antwoord.

Slide 11 - Open vraag

Bauke Mollema fietst met een snelheid van 40 kilometer per uur.
Hoeveel uren heeft hij gereden als hij 320 km heeft gereden? Typ de berekening en het antwoord.

Slide 12 - Open vraag

Herman bakt pannenkoeken met rozijnen. Voor elke pannenkoek heeft hij 11 gram rozijnen nodig.
Hoeveel gram rozijnen heeft Herman nodig als hij 12 pannenkoeken bakt? Typ de berekening en het antwoord.

Slide 13 - Open vraag

Herman bakt pannenkoeken met rozijnen. Voor elke pannenkoek heeft hij 11 gram rozijnen nodig.
Maak de regel in woorden af:
Het aantal pannenkoeken keer ... is het aantal gram rozijnen.

Slide 14 - Open vraag

Herman bakt pannenkoeken met rozijnen. Voor elke pannenkoek heeft hij 11 gram rozijnen nodig.
Gebruik de pijlenketting om uit te rekenen hoeveel gram rozijnen Herman nodig heeft voor 25 pannenkoeken?

Slide 15 - Open vraag

Herman bakt pannenkoeken met rozijnen. Voor elke pannenkoek heeft hij 11 gram rozijnen nodig.
Hoeveel pannenkoeken heeft Herman gebakken als hij 330 gram rozijnen heeft gebuikt?
Typ de berekening en het antwoord.

Slide 16 - Open vraag

Voor een schoolreis worden er kleine busjes geregeld. In één busje kunnen 14 leerlingen. Hoeveel busjes zijn er nodig voor alle 145 leerlingen? Leg je antwoord uit.

Slide 17 - Open vraag