1HV Herhaling ch. 2

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

1HV - Herhaling ch. 2

Bora Bora

(Frans-Polynesië)

Programme du jour

Oefenen voor de toets 

Na deze les...

- heb ik alle drie de onderdelen (woorden / zinnen / grammatica) geoefend voor de toets

- weet ik welke onderdelen ik al goed beheers en welke nog niet

- weet ik hoe ik mij verder kan voorbereiden op de toets

Programme du jour

1) Alle drie de onderdelen (zinnen/woorden/grammatica) klassikaal oefenen via LessonUp. 

2) Aan de hand van klassikale oefentoets: keuzemenu om te trainen voor proefwerk + tijd om vragen te stellen

3) Laatste 10 minuten: chanson!

Nu: klassikale korte oefentoets

Pak je device er maar bij!

Je gaat in je browser naar lessonup.app (een website).

Je hoeft niet in te loggen / account aan te maken.

De code komt zo in beeld.

1. Woorden

le café

la crêpe

le lait

le légume

le thé

le poisson

la viande

Choisis (kies):
_________ un plat principal

1. je prends
2. tu parles

Choisis (kies):
_________ un pizza, s'il vous plait.

1. je voudrais
2. je déteste

Choisis (kies):
_________ dix euros.

1. tu peux
2. ça coute

Vertaal: aussi

Vertaal: bon appétit

positif

négatif

détester

adorer

bon

le problème

j'aime

cher

Regarde l'image!

Wat is de Franse vertaling voor "water"?

1. lait
2. thé
3. café
4. eau

Vertaal: voor mij

Vertaal: eten

2. Zinnen (phrases-clés)

Zet in de juiste volgorde van een bezoek aan een terras

1

2

3

4

5

6

Un coca et un pizza, s'il vous plait.

Monsieur, l'addition s'il vous plait.

Bonjour!

De rien. Au revoir!

Monsieur, la carte s'il vous plait.

Merci et au revoir!

Hierna ga je zinnen vertalen

Let op: zet ook de punten/vraagtekens/uitroeptekens er bij!

Anders wordt het antwoord fout gerekend.

Vertaal:
Bedankt en tot ziens!

Vertaal:
Waar zijn de wc's?

Vertaal:
Houd je van pannenkoeken?

Vertaal:
Graag gedaan.

3. Grammatica

Regelmatige werkwoorden vervoegen

Tu (regarder) ____________ le client.

1. regardes
2. regarde
3. regardent
4. regardons

Vous (aider) _______ les clients?

1. aidons
2. aide
3. aidez
4. aident

Non, nous (parlons) _______ avec le serveur.

Moi, je (trouver) ___________ les desserts délicieux!

Nathalie (demander) ______________ l'addition?

Om de ontkenning te maken zet je ne ... pas om:

1. na de persoon
2. de persoonsvorm
3. aan het einde van de zin

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Manou aime les frites.

1. Manou
2. aime
3. les
4. frites

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Mes parents achètent trois baguettes.

On regarde les prix.
Welke ontkenning klopt?

1. On ne pas regarde le prix.
2. On regarde ne pas le prix.
3. On regarde le prix ne pas.
4. On ne regarde pas le prix.

J'aime les fruits.
Welke ontkenning klopt?

1. Je ne aime pas les fruits.
2. J' n'aime pas les fruits
3. Je n'aime pas les fruits
4. J'aime ne pas les fruits.

C'est une bonne crêpe.
Welke ontkenning klopt?

1. Ce ne est pas une bonne crêpe.
2. C'est ne pas une bonne crêpe.
3. Ce n'est pas une bonne crêpe.
4. C n'est pas une bonne crêpe.

LA FIN

Wat je nu kunt gaan doen ...... --> 

Nu: Oefen-keuzemenu

Bedenk voor jezelf op welk onderdeel van de oefentoets je nog meer moet oefenen. Kies uit:

• Woorden: Slim Stampen / Quizlet / Chapitre 4 opdracht 7 + 8 
• Zinnen + werkwoorden: Slim Stampen / Quizlet / Chapitre 4 opdracht 10
• Zinnen + ontkenning: Slim Stampen / Quizlet / Chapitre 4 opdracht 11
• Schrijfopdracht > Chapitre 4 opdr 12