Herhaling voor SO 2.1 t/m 2.3

Herhaling Voor het SO
Lesplan
per paragraaf oefenen en vragen kunnen stellen

1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling Voor het SO
Lesplan
per paragraaf oefenen en vragen kunnen stellen

Slide 1 - Tekstslide

2.1 Het skelet
De leerling kan de onderdelen van het skelet benoemen
De leerling kan de 4 functies van het skelet omschrijven
De leerling kan de functie van pijpbeenderen uitleggen
De leerling kan de functie van platte beenderen uitleggen
De leerling kan de opbouw van pijpbeenderen beschrijven
De leerling kan het verschil in opbouw tussen beenweefsel en kraakbeenweefsel omschrijven
De leerling kan uitleggen hoe botten langer worden
De leerling kan uitleggen hoe botten kleiner worden

Slide 2 - Tekstslide

Sleep de juiste benaming naar het juiste onderdeel.
Schedel
Ledenmaten
bekken
borstkas

Slide 3 - Sleepvraag

Bekijk het skelet in de afbeelding. Welke namen horen bij de nummers?
1
2
3
4
5
6
Ellepijp
Spaakbeen
Opperarmbeen
Kuitbeen
Scheenbeen
Dijbeen

Slide 4 - Sleepvraag

 Bouw van het skelet
-  Skelet (geraamte) bestaat uit 
200 botten en beenderen
-  Beenderenstelsel= alle botten samen

Slide 5 - Tekstslide

sleep naar de juiste plek:
wel een functie van het skelet
geen functie van het skelet
Aanhechtingsplaats voor organen
Beschermt kwetsbare organen
Geeft stevigheid en vorm aan het lichaam
Zorgt dat afvalstoffen het lichaam kunnen verlaten

Slide 6 - Sleepvraag

Koppel de functie van het skelet aan het woord
Borstkas
Rechtop staan
Lichaamsbouw
Spieren
Bescherming
Beweging
Stevigheid
Vorm

Slide 7 - Sleepvraag

Functie skelet
  • Welke functie heeft je skelet?
  • Stevigheid 
  • Beweging
  • Bescherming
  • Vorm

Slide 8 - Tekstslide

Functies van het skelet: Stevigheid

Slide 9 - Tekstslide

Functies van het skelet: beweging

Slide 10 - Tekstslide

Functies van het skelet: Bescherming

Slide 11 - Tekstslide

Functies van het skelet: Vorm

Slide 12 - Tekstslide

Wat is geen functie van het skelet?
A
Stevigheid
B
Evenwicht
C
Beweging
D
Vorm

Slide 13 - Quizvraag

Pijpbeen
Platte beenderen

Slide 14 - Tekstslide

Pijpbeenderen en platte beenderen
Pijpbeenderen
Platte beenderen
langwerpig, rond
vrij plat, licht gebogen
geel beenmerg en rood beenmerg
rood beenmerg
bijvoorbeeld: opperarmbeen, dijbeen
bijvoorbeeld: schouderbladen, heupbeenderen

Slide 15 - Tekstslide

Pijpbeenderen
A
Opperarmbeen en dijbeen
B
Ellepijp en heupbeen
C
Schouderblad en heup
D
Knie en elleboog

Slide 16 - Quizvraag

Platte beenderen zijn:
A
Pijpbeenderen en sesambeentjes
B
Rugwervels en handwortelbeentjes
C
Knieschijf en voetwortelbeentjes
D
Borstbeen, schedel en schouderblad

Slide 17 - Quizvraag

Wat hoort waarbij?
platte beenderen 
pijpbeenderen

Slide 18 - Sleepvraag

Kraakbeen en been

  • Kraakbeenweefsel bestaat uit kraakbeencellen. Tussencelstof met veel lijmstof en weinig kalk.

  • Beenweefsel bestaat uit beencellen. Tussencelstof met veel kalk en weinig lijmstof.

Slide 19 - Tekstslide

Opbouw bot

Slide 20 - Tekstslide

Wat is kraakbeen?
A
Dat zijn botten die kraken.
B
Dat zijn benen die kraken.
C
Dat is bot dat nog niet zo hard en stevig is.

Slide 21 - Quizvraag

Kraakbeen
A
is steviger dan gewoon been
B
is elastischer dan gewoon been

Slide 22 - Quizvraag

Groeischijven 
In de uiteinden van lange botten zitten groeischijven van kraakbeen

In de groeischijven delen de cellen zich, waardoor de botten langer worden.

Slide 23 - Tekstslide

Waarvoor dienen de groeischijven?
A
Breedtegroei van de botten
B
Lengte- en breedtegroei van de botten
C
Lengtegroei van de botten
D
Versterken van de dichtheid van de botten

Slide 24 - Quizvraag

Wat gebeurd er met de groeischijven na de puberteit?
A
Eerst ontstaat er kraakbeen dat langzaam veranderd in bot
B
Eerst ontstaat er bot dat langzaam veranderd in kraakbeen

Slide 25 - Quizvraag

2.2 skelet en houding
De leerling kan de onderdelen van de wervelkolom benoemen
De leerling kan 2 manieren beschrijven hoe een wervelkolom schokken opvangt
De leerling kan uitleggen wat een juiste lichaamshouding is
De leerling kan uitleggen wat er gebeurt in de wervelkolom bij een verkeerde houding.

Slide 26 - Tekstslide

Lendenwervels
Heiligbeen
Halswervels
Staartbeen
Borstwervels

Slide 27 - Sleepvraag

Wervelkolom
  • Je wervelkolom bestaat uit een 'dubbele S-vorm'
  • Voor het veren van de wervelkolom
  • Voorkomt hoofdpijn


Slide 28 - Tekstslide

Juist of Onjuist?
Door kraakbeenschijven en door de dubbele S-vorm kan een wervelkolom schokken opvangen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Juist of onjuist? 'Door een verkeerde lichaamshouding krijgt je wervelkolom een dubbele s-vorm'.
A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Kun je door een verkeerde lichaamshouding rugpijn krijgen?
A
Ja
B
Nee

Slide 31 - Quizvraag

Hoe ontstaat een hernia? Zet de stappen in de juiste volgorde.
Kraakbeenschijven gaan uitpuilen
Kraakbeenschijven worden aan een kant in elkaar gedrukt.
Een kraakbeenschijf drukt op een zenuw
Kraakbeenschijven krijgen een plattere vorm
De zenuw komt klem te zitten

Slide 32 - Sleepvraag

Hernia 
Bij een hernia puilt de kern van de tussenwervelschijf uit waardoor druk op de  zenuwen ontstaat

Slide 33 - Tekstslide

Geef 1 tip om een hernia te voorkomen.
Geef 1 tip voor het herstellen van een hernia

Slide 34 - Open vraag

2.3 in beweging
De leerling kan beenverbindingen in het skelet benoemen en aangeven hoe bewegelijk ze zijn.
De leerling kan onderdelen van een gewricht benoemen en hun functie geven.
De leerling kan drie soorten gewrichten in het skelet benoemen en omschrijven welke bewegingen ze kunnen maken
De leerling kan uitleggen hoe spieren botten laten bewegen
De leerling kan de onderdelen van een spier benoemen en uit leggen hoe een spier samentrekt.

Slide 35 - Tekstslide

Beenverbindingen
vergroeiing
naadverbinding
gewrichten
 kraakbeen

Slide 36 - Sleepvraag

Beenverbindingen
Gewricht
Naadverbinding
Vergroeid
Kraakbeen verbinding

Slide 37 - Sleepvraag

Beenverbindingen

Slide 38 - Tekstslide

rolgewricht 
scharnier gewricht
kogel gewricht

Slide 39 - Sleepvraag

Gewricht 1
Gewricht 3
Gewricht 4
Rolgewricht
Kogelgewricht
Scharniergewricht

Slide 40 - Sleepvraag

Soorten gewrichten
Er zijn drie soorten gewrichten.
  1. Kogelgewricht
  2. Rolgewricht
  3. Scharniergewricht

Slide 41 - Tekstslide

Hoe zitten de spieren aan botten vast?
A
met een buigspier
B
met een pees
C
met een strekspier

Slide 42 - Quizvraag

Wanneer er geen pees is, kan er dan nog beweging plaats vinden
A
ja
B
nee

Slide 43 - Quizvraag

Zet de onderdelen van klein naar groot
spiercel
spier
spiervezel
spierbundel

Slide 44 - Sleepvraag

Benoem de onderdelen van de spier, sleep de woorden naar de juiste plek.
Spiervezel
Spiervezelbundel
Pees
Spier

Slide 45 - Sleepvraag

Het menselijk lichaam telt meer dan 600 spieren. 

Spieren zitten overal, zelfs in de ogen en de huid. Ook het hart is een spier.

Veel spieren zorgen voor beweging. 


Slide 46 - Tekstslide

Spieren in het lichaam
Elke spier heeft een tegenovergestelde spier.

Een spier kan maar één! richting bewegen.

Slide 47 - Tekstslide

Spieren bewegen maar naar één kant
Elke spier heeft een tegenovergestelde spier

Antagonistisch paar (buig & strekspier)

Slide 48 - Tekstslide

De kleinste onderdelen van de spieren kunnen in en uit elkaar schuiven: korter of langer worden 

Slide 49 - Tekstslide

Wat is/zijn antagonisten?
A
Twee spieren, die een tegengestelde beweging mogelijk maken.
B
Spieren, die jouw arm bewegen.
C
Spieren, die altijd doorwerken.
D
Spieren, die verkrampen.

Slide 50 - Quizvraag

benoem twee spieren die samen een antagonist vormen

Slide 51 - Open vraag

EINDE
Volgende les SO
Zijn er nog vragen?

Slide 52 - Tekstslide