SE-voorbereiding - vragen beantwoorden / formuleren

Vragen beantwoorden en formuleren


Doel: je weet aan het einde van de les waar je op moet letten bij het beantwoorden van vragen, brongebruik en formulering. 

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vragen beantwoorden en formuleren


Doel: je weet aan het einde van de les waar je op moet letten bij het beantwoorden van vragen, brongebruik en formulering. 

Slide 1 - Tekstslide

De toets begint met een opgave met drie vragen. Wat zijn de dingen die je doet voordat je een antwoord opschrijft?

Slide 2 - Open vraag

1. Lees eerst de titel van de opgave, kijk dan naar de bronnen en wat voor bronnen het zijn en ga dan pas beginnen met de eerste vraag.

2. Het aantal punten dat je kan halen geeft een indicatie van wat er verwacht wordt. 

3. Als er om twee redenen / voorbeelden gevraagd wordt, noteer dan eerst twee streepjes of nummers

4. Bekijk of er woorden in de vraag zijn die je moet laten terugkomen in je antwoord. 

Slide 3 - Tekstslide

Het explosieve karakter van de Vesuvius (Italië) heeft veel te maken met de taaie lava die deze vulkaan produceert.
Leg uit hoe de taaie lava een explosieve uitbarsting veroorzaakt. (2p)

Slide 4 - Open vraag

Antwoord
• de taaie lava de kraterpijp(en) verstopt (oorzaak), 
• waardoor de druk in de vulkaan zeer hoog wordt en er een explosieve uitbarsting volgt (gevolg).

Komen de juiste woorden terug in jouw antwoord?



Slide 5 - Tekstslide

1. Wees specifiek! Als bijvoorbeeld gevraagd wordt naar een reden waarom er tropisch regenwoud bij de evenaar groeit, schrijf dan niet alleen “temperatuur” op, maar "de gemiddelde temperatuur is hoog / het hele jaar boven 18 gr. C."
2. Vermijd vage verwijswoorden zoals 'het', 'ze', 'die', omdat dan soms niet duidelijk is waar je het over hebt. 

3. Schrijf altijd een antwoord op. In een ‘onzinverhaal’ kunnen ook goede elementen zitten.

Slide 6 - Tekstslide

Gebruik de atlas. Hawaii, dat in de Grote Oceaan ligt, heeft vaker te maken met tsunami's dan de Azoren die in de Atlantische Oceaan liggen. Leg uit dat Hawaii vaker te maken heeft met tsunami's dan de Azoren. (2p)

Slide 7 - Open vraag

Antwoord
• De Grote Oceaan, waarin Hawaii ligt, wordt omringd door subductiezones / convergente plaatgrenzen en de Atl. Oc., waarin de Azoren liggen, niet,
• waardoor aan de randen van de Grote Oceaan zware aardbevingen
plaatsvinden waarbij tsunami’s kunnen ontstaan, en bij de Atl. Oceaan niet (gevolg).

Slide 8 - Tekstslide

Brongebruik
1. Bekijk de titel en de legenda van de bron zorgvuldig.
2.  Benoem wat je in de bron afleest/ziet, soms levert dit al een punt op. Gebruik daarbij de terminologie uit de bron.
3. Welke gegevens heb je nodig om het antwoord te geven? Bekijk alle bronnen en bepaal welke bron je nodig hebt voor de vraag. Als er staat “Gebruik bron ...”, verwijs dan ook naar gegevens in de bron bij je beantwoording!

Slide 9 - Tekstslide

Brongebruik
1. Bekijk de titel en de legenda van de bron zorgvuldig.
2.  Benoem wat je in de bron afleest/ziet, soms levert dit al een punt op. Gebruik daarbij de terminologie uit de bron.
3. Welke gegevens heb je nodig om het antwoord te geven? Bekijk alle bronnen en bepaal welke bron je nodig hebt voor de vraag. Als er staat “Gebruik bron ...”, verwijs dan ook naar gegevens in de bron bij je beantwoording!

Slide 10 - Tekstslide

OEFENVRAGEN
Open de oefenopgave 'De Alpine gebergtegordel' op classroom. Je ziet de vragen en de bronnen daaronder. 

De antwoorden noteer je zo direct in deze lessonup.

Slide 11 - Tekstslide

Gebruik bron 1. Grote delen van de Alpiene gebergtegordel bestaan uit kalksteen. Geef aan tot welke hoofdgroep van gesteenten kalksteen behoort en waardoor kalksteen hoog in de Alpiene gebergtegordel is komen te liggen (2p).

Slide 12 - Open vraag

Antwoord
Hoofdgroep: • sedimentgesteenten 
Reden kalksteen hoog in de gebergtegordel: 
• door convergentie van platen werd kalksteen omhoog geduwd 

Slide 13 - Tekstslide

Gebruikt de atlas. In het westelijk deel van de Alpiene gebergtegordel bevinden zich actieve vulkanen. In het oostelijk deel komen geen actieve vulkanen voor. Geef de oorzaak van dit verschil. (1p)

Slide 14 - Open vraag

Antwoord
In het westelijk deel vindt subductie van oceanische korst plaats en in het oostelijke deel niet (meer).

Slide 15 - Tekstslide

Gebruik de atlas. Binnen de Alpiene gebergtegordel is de afbraak door stromend water het grootst in de Himalaya. Geef de twee oorzaken die er in combinatie voor zorgen dat de afbraak door stromend water in de Himalaya zo groot is. (2p)

Slide 16 - Open vraag

Antwoord
De juiste oorzaken zijn:
• de grote hoogteverschillen in de Himalaya / de steile hellingen in de Himalaya / de hoogte van de Himalaya 
• de (grote) hoeveelheid neerslag in de Himalaya.

Slide 17 - Tekstslide