In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Adverbs
- place
- time
- manner
- frequency
Slide 1 - Tekstslide
Adverbs of place & time
Waar? Adverbs of place and time komen altijd achteraan in de zin.
Eerst de plaats en dan de tijd:
We are going to swim in the lake tomorrow.
My parents are in Nijmegentoday.
I am seeing Pink's new concert at the Ziggo Domein July.
Slide 2 - Tekstslide
Maar:
Als het extra belangrijk is om te vermelden wanneer iets gebeurde dan zet je de verwijzing naar tijd helemaal vooraan in de zin:
In July, we are seeing Pink's new concert in the Ziggo Dome.
On Sunday, the minister announced that schools would be closed for three weeks.
Slide 3 - Tekstslide
Adverbs of manner
Geven aan hoe iets gebeurt.
Hoe? Bijvoegelijk naamwoord + ly (meestal)
Waar? Voor het bijvoegelijk naamwoord,bijwoord of hoofdwerkwoord.
That is a very nice guy.
He reads reallyquickly.
We awkwardlysat next to each other.
Slide 4 - Tekstslide
Adverbs of frequency
Geven aan hoevaak iets gebeurt.
Waar? Voor het hoofdwerkwoord
We always start the day with breakfast.
Slide 5 - Tekstslide
Maar:
Als er am/are/is/was/were in de zin staat komt de adverb of frequency erachter.
He isalways late.
We areusually on time.
Slide 6 - Tekstslide
Opdracht:
Zet bij de volgende opdracht alle woorden in de juiste volgorde om een goede zin te maken. Zorg dat je elke zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.
Veel succes!
Slide 7 - Tekstslide
in the garden / Peter / yesterday / worked
Slide 8 - Open vraag
always / I / visit/ my grandmother / on Fridays /
Slide 9 - Open vraag
this weekend / to go / do you want / to the cinema / ?
Slide 10 - Open vraag
is / my brother / mostly / out in the sun
Slide 11 - Open vraag
my parents / next week / won't go / probably / to work
Slide 12 - Open vraag
always / in the weekend / watches TV / my little brother