Betoog schrijven 3F, basiskennis

Argumenteren: betoog

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Argumenteren: betoog

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
We zetten nog even de puntjes op de i als het gaat om het schrijven van een betoog.
Tekst

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het schrijfdoel van een betoog?
A
Informeren
B
Instrueren
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 3 - Quizvraag

Tijdens het examen is het handig om het schrijfplan uit je hoofd te kennen. Wat is de juiste volgorde?

Slide 4 - Open vraag

Inleiding
- onderwerp introduceren
- aandacht lezer trekken
- benoemen stelling en standpunt
Kernalinea 1
Argument 1 uitwerken 
'ten eerste', 'allereerst' 
Kernalinea 2
Argument 2 uitwerken
'ten tweede', 'daarnaast', 'bovendien'
Kernalinea 3
Tegenargument uitwerken en direct weerleggen door goede ontkrachting
Slot
Conclusie geven
'dus', 'kortom'
Opbouw betoog

Slide 5 - Tekstslide

Als je dit schema gebruikt, dan mis je nog een essentieel onderdeel, wat?

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Stel, het onderwerp van het betoog is: de legalisering van softdrugs. Welke stelling kun je daarbij verzinnen?

Slide 8 - Open vraag

Stel, het onderwerp voor het betoog is:
jongeren en maatschappelijke dienstplicht.
Welke stelling zou je daarbij maken?

Slide 9 - Open vraag

Wat schrijf je zeker in je inleiding?
A
Een inleidend verhaal over het onderwerp
B
Een stelling over het onderwerp en wat je standpunt is.
C
Het eerste argument
D
Het eerste tegenargument

Slide 10 - Quizvraag

Argumenteren
In het volgende filmpje wordt het gebruiken van argumenten nog eens uitgelegd. De eerste 2 minuten en ongeveer 20 seconden van belang.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Welke signaalwoorden kun je gebruiken om je eerste argument aan te geven?
A
Allereerst
B
Vervolgens
C
Ten eerste
D
Bovendien

Slide 13 - Quizvraag

Welke signaalwoorden kun je gebruiken om een tweede argument aan te geven?
A
Bovendien
B
Ten tweede
C
Vervolgens
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 14 - Quizvraag

Met welk signaalwoord kun je een tegenargument aangeven?
A
Maar
B
Echter
C
Daarentegen
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 15 - Quizvraag

Wat kan je schrijven in je slot?
A
Nieuwe argumenten
B
Een samenvatting van je beste argumenten
C
Nog een laatste tegenargument
D
Een herhaling van je standpunt

Slide 16 - Quizvraag

Einde
Je hebt nog de gelegenheid om een betoog in te leveren.  Vergeet niet het controleformulier mee te sturen. Dat dwingt je je tekst kritisch te herlezen.

Slide 17 - Tekstslide