Ontwikkelingspsychologie

• Welzijn
• MBO
• Studiejaar 1

Ontwikkelingspsychologie

Wat is ontwikkelingspsychologie?

Ontwikkeling = fasen die een mens doorloopt

Psychologie   = de wetenschap die menselijk gedrag bestudeert; waarom doet iemand zoals hij doet?

• Ondanks individuele verschillen volgen we ook een soort algemeen ontwikkelingspad.
• Wanneer je weet wat een gezonde ontwikkeling is zie je het eerder wanneer het niet gaat zoals het zou moeten gaan.
• Rijping/biologisch voorgeprogrammeerd en leren

Verschillende ontwikkelingen

• Cognitieve ontwikkeling
• Persoonlijkheidsontwikkeling
• Sociale ontwikkeling
• Emotionele ontwikkeling
• Fysieke ontwikkeling 

Baby (0-1 jaar)

Waar denk je aan bij de ontwikkelingsfase "Baby (0-1 jaar)"?

• Reflexen
  
• Doelbewust gedrag
  
• Objectpermanentie
  
• Brabbelen
  
• Zelfbewustzijn 

• Hechting
  
• Sociaal gedrag
  
• Eerste emoties
  
• Kijken en begrijpen
  
• Zintuigen 

Baby (0-1 jaar)

Dreumes (0-2 jaar)

• Mentale voorstellingen
  
• Eerste woordje
  
• Zelfbewust
  
• Andere relatie 

• Leeftijdsgenootjes
  
• Meer emotie
  
• Eerste stapjes 

Dreumes (1-2 jaar)

Peuter (2-4 jaar)

Waar denk je aan bij de ontwikkelingsfase "Peuter (2-4 jaar)"?

• Vragen
  
• Herinneringen
  
• Denkfouten
  
• Meerwoordfase
  
• Ik 

• Kameraadjes
  
• Andere relatie
  
• Driftbuien
  
• Motorische sprongen
  
• De geslachtsdelen 

Peuter (2-4 jaar)

Jonge basisschoolkind (4-8 jaar)

• Cognitieve sprongen
  
• Goed en fout/bang voor straf juf of ouder
• Abstracte begrippen
• Vriendschap 

• Inlevingsvermogen
• Motoriek
  
• Doktertje 

Jonge basisschoolkind (4-8 jaar)

Ouder basisschool (8-12 jaar)

• Abstract denken/alsof denken
• Beloning/straf van binnenuit

• Vriendschap
  
• Ingewikkelde gevoelens
  
• Schaamte 

Ouder basisschool (8-12 jaar)

Puber (12-16 jaar)

Waar denk je aan bij de ontwikkelingsfase "Puber (12-16 jaar)"?

• Verbeterde denkwijze/strategieën
• Risico’s
  
• Groepsbelang
  
• Individualisatie
  
• Vrienden en vriendinnen

• Lichamelijke veranderingen
  
• Seksualiteit 

Puber (12-16 jaar)

Adolescent (16-21 jaar)

• Metacognitie
  
• Maatschappelijke belangen
  
• Verdere individualisatie
  
• Identiteit 

• Vriendengroep
  
• Angst en verdriet
  
• Seksuele ervaringen 

Adolescent (16-21 jaar)

Jongvolwassene (21-35 jaar)

• Relativeren
  
• Rolveranderingen werk
  
• Rolveranderingen relaties 

• Rolveranderingen ouderschap
  
• Vrienden
  
• Leefstijl 

Jongvolwassene (21-35 jaar)

Midden volwassene (35-55 jaar)

• Creatief
  
• Toenemende kennis
  
• Rolveranderingen werk
  
• Rolveranderingen relatie
  
• Rolveranderingen ouderschap 

• Bijdrage leveren
• Leven overzien/midlifecrisis
• Gelukkig zijn
• Verouderingsproces 

Midden volwassene (35-55 jaar)

Laat volwassene (55-70 jaar)

• Cognitie
• Rolveranderingen werk
  
• Rolveranderingen relatie 

• Rolveranderingen ouderschap
  
• Minder vrienden
  
• Lichamelijke problemen 

Laat volwassene (55-70 jaar)

Oudere (70+ jaar)

• Kennis en vaardigheden
  
• Geheugen en aandacht
  
• Veranderingen in persoonlijkheid door terugkijken.

• Sociale rollen
  
• Gelukkig
  
• Verouderen 

Oudere (70+ jaar)

QUIZ TIME

Wat is wel een kenmerk van de doelgroep baby?

1. Zindelijk worden
2. Brabbelen en éénwoordzinnen
3. Klimmen
4. Logisch nadenken

Baby's maken eerst nog geen bewuste gerichte bewegingen maar handelen vanuit reflex (bijv. grijpreflex en zuigreflex)

1. Waar
2. Niet waar

Wat is grove motoriek?

1. tekenen
2. schrijven
3. rennen
4. knippen

Wat is er WAAR over de ontwikkeling van de motoriek?

1. De grove motoriek ontwikkelt zich eerder dan de fijne motoriek
2. De fijne motoriek ontwikkelt zich eerder dan de grove motoriek
3. Alle kinderen ontwikkelen zich op het gebied van motoriek even snel
4. Grove motoriek gaat om bewegingen van de handen en vingers

Een ontwikkelingsachterstand.....

1. Heb je voor de rest van je leven
2. Groei je vanzelf overheen
3. Is met ondersteuning in te halen

De peuterfase kenmerkt zich door:

1. Koppigheid en ik-besef
2. Lengtegroei
3. De ontwikkeling van de fijne motoriek
4. Samen delen en spelen

Een peuter kan zich al goed in een ander verplaatsen, een peuter heeft empathie

1. Waar
2. Niet waar

Hoe komt het dat jonge basisschoolkinderen soms jokken?

1. Ze zijn heel stout
2. Ze willen niet gestraft worden
3. Ze kunnen nog niet zo goed praten

Oudere basisschoolkinderen (8-12 jaar) kunnen de realiteit van fantasie goed onderscheiden.

1. Klopt!
2. Klopt niet!

Een puber (12-16 jaar) richt zich meer op leeftijdsgenoten waardoor groepsdruk een grote rol gaat spelen

1. Waar
2. Niet waar

Metacognitie ontstaat in de adolescentiefase

1. Waar
2. Niet waar

In welke levensfase zijn mensen op hun creatiefst?

1. Peuter (2-4 jaar)
2. Puber (12-16 jaar)
3. Midden volwassene (35-55 jaar)
4. Oudere (70+)

Huiswerk

• Lees Thema 1 Ontwikkelingspsychologie uit het boek Mensen