In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoel
- Aan het einde van de les weet je wat incongruentie is.
- Aan het einde van de les kun je incongruentie in een zin herkennen.
- Aan het einde van de les kun je incongruentie in een zin verbeteren.
Slide 2 - Tekstslide
Wat klopt er niet in deze zin? In Nederland wordt softdrugs al heel lang gedoogd.
A
De persoonsvorm en het onderwerp komen in aantal niet overeen
B
Niks, deze zin is gewoon goed
C
Gedoogd is niet goed geschreven
D
De persoonsvorm en het onderwerp horen niet bij elkaar.
Slide 3 - Quizvraag
Goed of fout?
''Een hoop leerlingen hebben een voldoende voor hun toets.''
Slide 4 - Tekstslide
Fout, want:
''Een hoop leerlingen hebben''
Een hoop = enkelvoud
--> Een hoop (...) heeft
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Incongruentie
Als het getal (enkelvoud/meervoud) van het onderwerp en de persoonsvorm niet overeenkomen, noemen we dat incongruentie
Slide 7 - Tekstslide
Oorzaken
1. Het onderwerp is meervoud, maar wordt voor enkelvoud aan gezien:
In Nederlands wordt softdrugs al heel lang gedoogd.
Slide 8 - Tekstslide
Oorzaken
2. Het onderwerp lijkt meervoud, maar is enkelvoud, omdat de kern enkelvoud is:
Een aantal bezoekers van het pretpark vonden het heel vervelend dat de wachtrijen zo lang waren.
Minder dan de helft van de aanwezigen stemden voor het voorstel.
Slide 9 - Tekstslide
Oorzaken
3. De persoonsvorm en het onderwerp staan ver uit elkaar en daartussen staan andere zinsdelen met een ander getal dan het onderwerp:
Uit de gegevens van het waterleidingbedrijf bleek dat de heer Jansen, net als zijn buren en veel andere inwoners van de stad, veel minder water hadden verbruikt dan in de jaren ervoor.
Slide 10 - Tekstslide
Oorzaken
4. Het meewerkend voorwerp wordt ten onrechte voor het onderwerp aangezien:
Omdat de hulpverleners nauwelijks ruimte kregen om hun werk te doen, werden de omstanders verzocht allemaal een stapje achteruit te doen.
Slide 11 - Tekstslide
Let op, onderwerp = enkelvoud
een deel (van de klas)
een hoop (kinderen)
een groep (leerlingen)
een aantal (mensen)
het percentage (voldoendes)
Slide 12 - Tekstslide
Een paar echte designerschoenen van een bekende ontwerper .......... op een veiling duizenden euro's op.
A
brengt
B
brengen
Slide 13 - Quizvraag
Antwoord
Een paar echte designerschoenen van een bekende ontwerper brengtop een veiling duizenden euro's op.
Kijk naar de kern van het onderwerp
Een paar --> enkelvoudig
Persoonsvorm --> enkelvoudig
Slide 14 - Tekstslide
Ik las in de krant dat de Verenigde Staten het klimaatverdrag niet langer ...... steunen.
A
wil
B
willen
Slide 15 - Quizvraag
Antwoord
Ik las in de krant dat de Verenigde Staten het klimaatverdrag niet langer willen steunen.
Kijk naar (de kern van) het onderwerp
De Verenigde Staten --> meervoud
Persoonsvorm --> meervoud
Slide 16 - Tekstslide
Vul in: ''De media ... gisteren over het ongeluk op de A2.''
A
berichtte
B
berichtten
Slide 17 - Quizvraag
Goed of fout? ''De zwerm bijen lijkt boos te zijn.''
A
Goed
B
Fout
Slide 18 - Quizvraag
Vul in: ''Volgens de agent ... de dieven veel geld gestolen.''
A
heeft
B
hebben
Slide 19 - Quizvraag
Vul in: ''De snoepjes van Chantal zijn nu al opgegeten. Ze ... groot fan van drop.''
A
is
B
zijn
Slide 20 - Quizvraag
Goed of fout? ''Toen ik over de reling keek, zwommen een school vissen voorbij.''