Zelfstandig maken: de toets hoofdstuk 4, Zakelijk lezen (4.7 B)
Afspraken: - Je verandert niet van tabblad of van venster op je iPad. Dit kan de docent zien. - Je leest goed de opdrachten en de teksten.
- Je geeft altijd antwoord. Ik wil geen vraagtekens zien. - De toets moet deze les af zijn. - Heb je een vraag? Stel 'm in de chat. - Als je klaar bent, kom je terug in Meet. Je mag daar ook in blijven. Klaar? Dan maak je 4.6 C en D af.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Hoofdstuk 4: Zakelijk lezen
Slide 4 - Tekstslide
4.1 Tekstdoelen
Slide 5 - Tekstslide
Tekstdoelen uit leerjaar 1
Slide 6 - Tekstslide
Nieuwe tekstdoelen
Slide 7 - Tekstslide
4.2 Functies van de inleiding
Slide 8 - Tekstslide
Functies van de inleiding van een tekst
De volgende functies van de inleiding zijn mogelijk:
voorbeeld en vraag
aanleiding noemen
onderwerp noemen
Slide 9 - Tekstslide
Voorbeeld en vraag
Slide 10 - Tekstslide
Aanleiding noemen
Slide 11 - Tekstslide
Het onderwerp noemen
Slide 12 - Tekstslide
4.3 Verwijswoorden
Slide 13 - Tekstslide
Wat zijn verwijswoorden?
Verwijswoorden verwijzen naar één of meerdere woorden in dezelfde zin, de zin ervoor of erna. Zo worden niet steeds dezelfde woorden herhaald en wordt de tekst makkelijker leesbaar.
Slide 14 - Tekstslide
voorbeelden van verwijswoorden
Slide 15 - Tekstslide
voorbeelden van verwijswoorden
Slide 16 - Tekstslide
Verwijswoorden opgesplitst
Meestal is een verwijswoord één woord, bijvoorbeeld hier, daar, hij of dit. Maar soms zijn het samengestelde woorden die uit elkaar staan.
Voorbeelden hiervan zijn: daar...mee, hier...over en er...in: