Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
4.3 verwijswoorden
4.3 verwijswoorden
1 / 22
volgende
Slide 1:
Tekstslide
In deze les zitten
22 slides
, met
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
4.3 verwijswoorden
Slide 1 - Tekstslide
Programma voor vandaag
gedicht van de dag
korte herhaling van 4.1 en 4.2
nieuwe theorie 4.3
opdrachten maken
Slide 2 - Tekstslide
Gedicht van de dag
Slide 3 - Tekstslide
korte herhaling
Slide 4 - Tekstslide
aantekeningen bij 4.1 tekstdoelen
Een schrijver schrijft een tekst
nooit
zomaar
Iedere tekst heeft een
tekstdoel
Er zijn
verschillende
tekstdoelen
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
aantekeningen 4.2 inleiding
iedere tekst heeft een
inleiding
heeft
een schrijver gebruikt de inleiding om de
aandacht
van de lezer te trekken.
een inleiding kan
drie functies
hebben:
voorbeeld en vraag, aanleiding en onderwerp noemen.
Slide 7 - Tekstslide
Inleiding
aandacht trekken
nieuwsgierig maken
middenstuk
uitleg
slot
samenvatting
conclusie
Slide 8 - Tekstslide
Inleiding
Nieuwsgierig maken
Hoe doet een schrijver dat?
Slide 9 - Tekstslide
zakelijk lezen
5.3 verwijswoorden
Slide 10 - Tekstslide
4.3 verwijswoorden
iets
iets ?
iets ?
Slide 11 - Tekstslide
4.3 verwijswoorden
Slide 12 - Tekstslide
Aantekeningen bij 4.3
Wat zijn verwijswoorden?
In
iedere
zin komen verwijswoorden voor.
verwijswoorden (ver)
wijzen naar andere woorden
in de tekst
verwijswoorden maken een tekst
makkelijker leesbaar
zo hoef je
niet steeds dezelfde woorden
te herhalen!
Slide 13 - Tekstslide
Voorbeeld 1 verwijswoorden
Die tas is van mij . Ik heb mijn tas al bij de andere gezet
Die daar
is van mij.
Ik heb
mijn tas
al bij de andere gezet.
Die daar
(ver)wijst naar
mijn tas
Slide 14 - Tekstslide
voorbeeld 2 verwijswoorden
Jan
woont in
Amsterdam
,
Jan
is ook in
Amsterdam
geboren
Jan
woont in
Amsterdam
.
H
ij
is
daar
ook geboren.
Daar
(ver)wijst
naar
Amsterdam
Hij
(ver)wijst naar
Jan
Slide 15 - Tekstslide
Er zijn ook
verwijszinnen
Ik ben binnen een uur thuis
. Ik heb
het
beloofd.
‘
Het
’ verwijst naar ‘
ik ben binnen een uur thuis
’.
Dat
weet je best.
Ik ben morgen jarig!
‘
Dat
’ verwijst naar de hele zin erna.
Slide 16 - Tekstslide
Aantekeningen bij 4.3
Wat zijn verwijswoorden?
In
iedere
zin komen verwijswoorden voor.
verwijswoorden (ver)
wijzen naar andere woorden
in de tekst
verwijswoorden maken een tekst
makkelijker leesbaar
zo hoef je
niet steeds dezelfde woorden
te herhalen!
Slide 17 - Tekstslide
Maken
Tekst
Slide 18 - Tekstslide
Maken
Tekst
kies 1 tekst
Slide 19 - Tekstslide
4.3 verwijswoorden
Je hebt geleerd:
Slide 20 - Tekstslide
Aantekeningen bij 4.3
Wat zijn verwijswoorden?
In
iedere
zin komen verwijswoorden voor.
verwijswoorden (ver)
wijzen naar andere woorden
in de tekst
verwijswoorden maken een tekst
makkelijker leesbaar
zo hoef je
niet steeds dezelfde woorden
te herhalen!
Slide 21 - Tekstslide
Einde van de les
Slide 22 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
5.3 verwijswoorden
Oktober 2024
- Les met
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 2
herhaling
Oktober 2024
- Les met
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Verwijswoorden: Wie bedoel je?
Mei 2024
- Les met
14 slides
1kader 4.4 schrijven
April 2022
- Les met
29 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 1
1kader 4.4 schrijven
Maart 2022
- Les met
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 1
LES 4 - LEESSTRATEGIEËN
Augustus 2024
- Les met
27 slides
Blok 2 en 3 lezen
Februari 2023
- Les met
30 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 1
Lesw. 11-01 2. 4.3 Verwijswoorden
Januari 2021
- Les met
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2