Functiewoorden 07062023

Functiewoorden
Lesdoel: aan het einde van de les kan ik functies van tekstdelen herkennen en benoemen. 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Functiewoorden
Lesdoel: aan het einde van de les kan ik functies van tekstdelen herkennen en benoemen. 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Functiewoorden zijn hetzelfde als signaalwoorden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Als je functies van delen van teksten kunt herkennen en benoemen dan...
A
Snap je teksten beter
B
Kun je betere samenvattingen schrijven
C
Scoor je meer punten tijdens TW4
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 5 - Quizvraag

Verhaaltje dat de schrijver vertelt als illustratie bij het onderwerp van de tekst.
A
argument
B
constatering
C
conclusie
D
anekdote

Slide 6 - Quizvraag

Een goede raad
A
argument
B
afweging
C
aanbeveling
D
verklaring

Slide 7 - Quizvraag

De schrijver legt uit waarom iets is zoals het is.
A
argument
B
verklaring
C
conclusie
D
voorwaarde

Slide 8 - Quizvraag

Dat wat de schrijver tot het schrijven van de tekst aanzette.
A
anekdote
B
tegenwerping
C
conclusie
D
aanleiding

Slide 9 - Quizvraag

Vaststelling van een feit of verschijnsel
A
voorwaarde
B
relativering
C
constatering
D
conclusie

Slide 10 - Quizvraag

Nadenken over wat het beste is
A
afweging
B
relativering
C
constatering
D
conclusie

Slide 11 - Quizvraag

Zeer nauwkeurige omschrijving van een woord of begrip.
A
Tegenwerping
B
Definitie
C
Toelichting
D
Afweging

Slide 12 - Quizvraag

Een verfijning of een kleine aanpassing van een bewering of stelling
A
Vraagstelling
B
Verfijning
C
Aanpassing
D
Nuancering

Slide 13 - Quizvraag

De schrijver geeft aan welke vraag in (een deel van) zijn tekst centraal staat.
A
Hoofdgedachte
B
Hoofdvraag
C
Vraagstelling
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 14 - Quizvraag

De schrijver geeft extra, vaak meer gedetailleerde informatie over iets wat hij eerder heeft genoemd.
A
Uitwerking
B
Verklaring
C
Constatering
D
Detaillering

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

vraag 1
Wat is de functie van alinea 1?
Kies uit: argumenten, bewijs, constatering, gevolg, oorzaken, oplossing, tegenwerping, toelichting, uitleg of voorbeeld.

Slide 17 - Tekstslide

vraag 1
Wat is de functie van alinea 1?

Hier wordt een voorbeeld gegeven.

Slide 18 - Tekstslide

vraag 2
Wat is de functie van alinea 2?
Kies uit: argumenten, bewijs, constatering, gevolg, oorzaken, oplossing, tegenwerping, toelichting, uitleg of voorbeeld.

Slide 19 - Tekstslide

vr. 2
Wat is de functie van alinea 2?

De auteur doet een constatering.
"...kan geen baantje vinden."

Slide 20 - Tekstslide

vr. 3
Wat is de functie van alinea 3&4?
Kies uit: argumenten, bewijs, constatering, gevolg, oorzaken, oplossing, tegenwerping, toelichting, uitleg of voorbeeld.

Slide 21 - Tekstslide

vr. 3
Wat is de functie van alinea 3&4

De auteur somt hier oorzaken op.

Alinea 3: "Dat komt doordat..."
Alinea 4: "...is ook een oorzaak."

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Wat zijn functiewoorden?

Slide 24 - Woordweb

timer
5:00

Slide 25 - Tekstslide