semana 42/ 2022

Helmond, 21 de octubre de 2022
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 42 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Helmond, 21 de octubre de 2022

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Objetivos de la lección
¿Preguntas de: Estilo Indirecto?  Mirar semana 40/41
 Mirar la página web de la DIA 3

O2.1

O2.4
 LA pág.    conjugación Subjuntivo regular/ irregular

  LA pág. practicar ejercicios subjuntivo
LA pág.   Vocabulario nuevas tecnologías

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor je boeken digitaal, audios, videos, enz...

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

INLOGGEN 
usuario: leerlingnr@leerling.drknippenbergcollege.nl
contraseña: spaans

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué es el subjuntivo en neerlandés? 
De aanvoegende wijs (of: conjunctief) is een werkwoordsvorm die onder meer een wens, toegeving, aanwijzing of aansporing uitdrukt. In het hedendaagse Nederlands is het gebruik van de aanvoegende wijs goeddeels beperkt tot vaste uitdrukkingen (kome wat komt, koste wat het kost, zo waarlijk helpe mij God almachtig, de hemel beware me, godbetert (=God beter 't), leve de koningin!, men neme, het zij zo). In de meeste gevallen gaat het om een persoonsvorm van de derde persoon enkelvoud in de tegenwoordige tijd. 
Deze vorm is doorgaans gelijk aan die van de infinitief min -n. Alleen bij het werkwoord zijn is ook een aanvoegende wijs in de verleden tijd mogelijk (het ware te wensen).

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

El subjuntivo en español
De aanvoegende wijs of subjunctief is een werkwoordswijze waarmee men een wens of onzekerheid tot uitdrukking kan brengen " lang leve de koninging" " God zij met ons".  Deze wijze drukt meestal een handeling uit die de spreker als onwerkelijk of onmogelijk beschouwt en daarom wordt deze gebruikt om ideeën die niet in het domein van het feitelijke passen: concepten die hypothetisch in plaats van feitelijk zijn. Het gaat hierbij om de gevoelens die de spreker heeft ten opzichte van de situatie; dit kan over het verleden, het heden of de (nabije) toekomst gaan (de specifieke werkwoordstijd hangt af van de tijd van de hoofdzin) . Subjunctieve of gebeurtenis. 
De subjuntivo verschijnt meestal in bijzinnen na een voegwoord zoals que (dat), si (als) en aunque (hoewel).



Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

A practicar!!
LA pág. 28       ejerc. 1.1
      pág. 29      ejerc. 2.1, 2.2    

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Vocabulario
NUEVAS TECNOLOGÍAS
LA pág. 24 ejerc. 1, 1.1, 1.2, 2
 pág. 25 ejerc. 2.1, 3, 3.1
pág. 26 ejerc. 1, 1.1, 1.2
pág. 27 ejerc. 1.3, 2, 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Los usos del subjuntivo
Wij gaan het gebruik van het subjuntivo leren aan de hand van concrete concepten, situaties en gebeurtenissen, dus: stap voor stap. Wij gaan beginnen met: Het gebruik van het subjuntivo bij de volgende geval(len):
  1. Expresar deseos y preferencias
  2.  Uiten(expresar deseos)
  3. Sociale uitdrukkingen (expresiones sociales)
  4. Ontkenning aangeven (expresar hipótesis, dudas y probabilidad)
  5. Gevoelens uiten (expresar sentimientos)

Slide 16 - Tekstslide

Lo de rojo está dado y trabajado.
del punto 1 al 3 es repaso del año pasado
el punto 4 es nuevo
Objetivo 1
1. Se expresar mi opinión en español utilizando las expresiones de opinión y poniéndolas  en práctica en situaciones adecuadas.

Slide 17 - Tekstslide

lo de rojo esta dado y trabajado
si+ imperfecto de subjuntivo

objetivo 1:
me parece bien que venga
me parece bien que viene

Objetivo 1: Expresar opinión

  • No creo, no pienso, no opino + que + subjuntivo. 
  • No me parece + que + subjuntivo.   
  • Me parece + valoración + que + subjuntivo.
  • Estar /ser + valoración + que + Subjuntivo. 

Onder valoración vallen alle bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden waarmee een mening kan uiten (correcto, fácil, díficil, feo, mal , etc.)

Slide 18 - Tekstslide

me parece bien que venga/ me parece que viene.
Ejemplos:
No creo, no pienso, no opino + que + subjuntivo.
Ejemplo: Yo no pienso que el subjuntivo sea difícil.
(No) Está /es + valoración + que + subjuntivo.
Ejemplo: Está prohibido que la gente salga a la calle. Es importante que vengas.
(No) Me parece + valoración + que + subjuntivo.
Ejemplo: (No)Me parece triste que no podamos vernos.
Wat komt er altijd na que?..... 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Da tu opinión.......
 Utiliza las expresiones de opinión que aprendíste.
1. ¿Qué opinas de los alumnos que van al instituto bebidos?
2. ¿Qué piensas de fumar marihuana ("mariguana") todos los días? 
3.  ¿Qué te parece decir palabrotas(tacos) continuamente?
timer
8:00

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opciones a respuestas
1.No creo/ pienso que ir bebido al " insti " sea sano/bueno/ de personas inteligentes.
2.Me parece absurdo/ peligroso/una estupidez que fumes maria todos los días .
3.Es de maleducados/ mala educación decir tantas palabras.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ejercicio extra...   
Traduce estas frases usando para cada frase 1 estructura diferente:
  1. Het is niet (SER) gezond dat je rookt!
  2. Ik vind het prima dat mijn moeder morgen komt.
  3. Het lijk me een fantastisch idee!
  4. Het lijk me geen fantastisch idee!
  5. Ik denk niet dat mijn vriend morgen komt!
timer
10:00

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opciones de respuesta:
  1. No es sano/saludable que fumes.
  2. Me parece bien que mi madre venga mañana.
  3. Pienso  que es una idea fantástica.
  4. No pienso que sea una idea fantástica.
  5. No creo que mi amigo venga mañana.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Objetivo 2
1. Se expresar lo que quiero o deseo utilizando las expresiones correspondientes y poniéndolas en práctica en situaciones adecuadas.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Objetivo 2: Expresiones de deseo.
  • Qué .... + subjuntivo.  (Dat; willen/wensen /hopen ... wordt niet genoemd staat al in "que" impliciet)
  • ¡Ojalá (que) + subjuntivo.  (ik wil/wens/ hoopelijk wordt niet genoemd staat al in "Ojalá" impliciet)
  • Esperar que + subjuntivo (Hopen dat) 
  • Querer que + subjuntivo. ( Willen dat)
  • Preferir que + subjuntivo  (Voorkeur geven aan)
  • Desear que + subjuntivo. ( Wensen dat)

  • Gustar que + subjuntivo (leuk/fijn, etc. vinden).

Slide 25 - Tekstslide

todo repaso
Ejemplos: 
¡Qué lo pasen bien!.
¡Ojalá no llueva mañana!.
Esperan que lleguemos pronto.
Queremos que seas feliz.
Prefiero que vayas tú.
Deseamos que todo os vaya bien. 
Me gusta que estés aquí conmigo.



Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Termina estas frases:
  1. Mi madre me desea que .....................
  2. Tú quieres que ..........
  3. ¡Ojalá que ..........!
  4. A nosotros nos gusta que ........
  5. A vosotros os gusta que..............

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Objetivo 3: Expresiones sociales
Se utilizar diferentes expresiones sociales 
conforme  a lo que la situación requiera.

Slide 28 - Tekstslide

repaso
Objetivo 3: Expresiones sociales.
Relaciona el numero con su letra:
  1. Si alguien está enfermo le dices........................................ a)¡Qué aproveche!
  2. Si alguien se va de vacaciones le dices.............................b)¡Qué te mejores!
  3. Si alguien se va para vivir a otro país..................................c)¡Qué te diviertas!¡Qué lo pases bien!
  4. Si alguien va a una fiesta le dices........................................d)¡Qué seas feliz!
  5. Si alguien está comiendo le dices.......................................e)¡Qué tengas buen viaje!
  6. Si alguien va a examinarse le dices.....................................f)¡Qué te vaya bien!
  7. Si alguien va a casarse le dices............................................g)¡Qué tengas suerte!
  8. Cuando estás enfadado con alguien..................................h)¡Qué te den!                                                              

Slide 29 - Tekstslide

repaso 
A practicar 
LA pág. 49   ejerc. 1.5

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vamos a conjugar............
Completa estas frases con presente de subjuntivo.
1. Ojalá su familia (sentirse)…………………………. orgullosa de sus avances.
2. No quiero que (criticar, tú)…………………………. continuamente a los demás.
 3. ¿ No Quieres que te (ayudar, yo)…………………………. a hacer la mudanza?
4.¿Te apetece que (salir, nosotros)…………………………. a bailar esta noche?
5. No quiero que (ser, tú)…………………………. tan intransigente con tus colegas.
6. No creo que Ramón (ser)…………………………. sincero.
7. Espero que (cantar, ellos)…………………………. tan bien como siempre.
8. No me parece bien que (celebrar, tú)…………………………. sola tu cumpleaños.


Slide 31 - Tekstslide

controlado
Solución
1. Ojalá su familia (sentirse)…se sienta. orgullosa de sus avances.
2. No quiero que (criticar, tú)…critiques…. continuamente a los demás.
 3. ¿ No quieres que te (ayudar, yo)… ayude…. a hacer la mudanza?
4.¿Te apetece que (salir, nosotros)…salgamos. a bailar esta noche?
5. No quiero que (ser, tú)……seas…. tan intransigente con tus colegas.
6. No creo que Ramón (ser)……sea…. sincero.
7. Espero que (cantar, ellos)……canten. tan bien como siempre.
8. No me parece bien que (celebrar, tú)……celebres. sola tu cumpleaños.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Objetivo 4: Expresar hipótesis y probabilidad (dudas) 
1. Se expresar hipótesis en español utilizando las expresiones correspondientes y poniéndolas en práctica en situaciones adecuadas.

Slide 33 - Tekstslide

materia nueva
        Objetivo 4: Expresar hipótesis y probabilidad (duda-desconocimiento)
Dudar ( se conjuga) que                                           twijfelen dat/twijfelen over.
Es dudoso que                                                             het is twijfelachtig dat...
Es (im)probable que                                                  het is (on)waarschijnlijk dat...
Es incierto que                                                              het is onzeker dat....
Es (im)posible que                                                       het is (on)mogelijk dat....
Puede ser que                                                               het kan zijn dat/het is mogelijk dat.....
Tal vez/quizá(s).                                                            mischien.
Probablemente/ Posiblemente                             waarschijnlijk .

(también podemos usar los verbos de opinión : no creo que, no es seguro que, etc)
¡OJO! Probablemente/posiblemente y tal vez  :   pueden llevar subjuntivo o indicativo.


Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vamos a hacer frases: 
  1. Puede ser  que ...........
  2. No es cierto que los neerlandeses..................
  3. Es imposible que mañana nosotros......
  4. Dudoque..............

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Objetivo 5
Se expresar mis sentimientos en español utilizando las expresiones correspondientes y poniéndolas en práctica en situaciones adecuadas.

timer
10:00

Slide 36 - Tekstslide

se vio pero fue la ultima semana 
repasar
Objetivo 5: Expresar sentimiento
No soportar que...+subjuntivo
No aguantar que...+subjuntivo
Odiar que...+subjuntivo
*Con pronombre de complemento indirecto (mwv): me-te- le-nos -os -les.
(me)da pena/ asco /miedo /  alucina/ etc. + que...+subjuntivo
(me)pone + (valoración:nerviosa/triste,etc.) +que..... 
(me)irrita/ encanta/ flipa/ mola / molesta/ entristece+que.....
*Estar/ser + valoración + que:    (estar harto que....; es una pena que....)+subjuntivo

Slide 37 - Tekstslide

se vio y trabajo 
tiene alguien preguntas??
Traduce:
No soporto que me mientas (mentir).
No aguantamos  que nos hagan esas bromas.
Odias que te llamen gordita.
Con pronombre de complemento indirecto(mwv): me-te- le-nos -os -les).
Me da pena que no seas feliz.
Le pone triste que su padre siempre se enfade con ella. 
Nos irrita que siempre llegues tarde.
¿Os molesta que hablemos tan alto? 
Estamos hartos de que no nos escuches.
Es una pena que no hayas aprobado.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Un juego: Adivina el nombre de estos chicos 
¿Cómo se llama un chico si su nombre es igual al de....
por ejemplo: 
a)  los emperadores romanos  ->  Cesar
b)..un premio cinematográfico?.
c)..el padre de Jesucristo?. 
d)..el rey  de la selva?. 
e)..el más pequeño de  la casa?.
f)..un mes caluroso de verano?. 
g).. una ciudad de Estados Unidos?


Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Seguimos con el juego: ahora nombres de chicas 
¿Cómo se llama una chica si su nombre significa ....
por ejemplo:  
a) ..lo último que se pierde? -> Esperanza
b)..un dulce español como el "cupcake"?.
c)..astro rey?
d).. flor que se suele regalar en San Valentín?. 
e).. único satélite natural de la tierra?.

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soluciones:
Nombres masculinos: Oscar, José, León, Benjamín, Julio, Orlando/ Francisco
Nombres femeninos: Magdalena, Sol ,Rosa, Luna

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies